Voor wie méér wil weten.
Bisschop Balderik kwam in 925 uit Deventer terug in de verwoeste stad Utrecht. Hij herbouwde de kerken van St. Maarten en St.Salvator en herstelde de Romeinse muren en een aantal huizen binnen de burcht. In 963 verkreeg hij relieken van de H. Agnes, martelares c.350 in Rome en aldaar zeer vereerd. In 966 bracht hij vanuit Spoleto relieken over van de H. dergelijke marteldood was in die tijd niet zeldzaam, vooral onder de opvolgende keizer Marcus Aurelius nam de vervolging toe, waarbij christelijke officieren en minderen in het bijzonder gevaar liepen. Pontianus bleef een plaatselijke heilige, van de kerk van Umbria. Hij komt in de Romeinse kalender van Trente niet voor en merkwaardig genoeg evenmin in de kalender van de kerk van Utrecht, die wel uitvoerig de vroege geloofsverkondigers vermeld, met name degenen die in St. Salvator waren begraven, maar ook Wiro, Plechelmus en Otger wier relieken door bisschop Balderik waren verheven. ( Op de kalender van de vaste feestdagen in het Oud-Katholiek Kerkboek wordt voor deze heiligen gezamenlijk gedachtenis gehouden op 1 maart).
De oudste altaren waren eenvoudige stenen tafels, een rechthoekige mensa die rustte op een zuil, een columna. Deze zuil was in het midden uitgehold en daarin bevond zich naar alle waarschijnlijkheid ook in dit geval een loden doos of bus met relieken. Bij de wijding van de Dom na de brand van 1131 werd de oude altaarzuil van Balderik gehandhaafd en voorzien van een nieuw altaarblad. De zuil bevatte relieken uit de tiende eeuw en uit 1023 toen de Romaanse Dom van bisschop Adelbold werd ingewijd. De schrijver van de wijdings- geschiedenis vermeldt dat hem geen berichten over de reliekengraven ter beschikking stonden en dat men uit eerbied deze reliekengraven uit de oude zuil niet heeft geopend. Aangezien er geen schriftelijke stukken over de bijzettingen door bisschop Balderik in de tiende eeuw en door bisschop Adelbold in 1023 bewaard zijn, wist men eeuwen daarna in de zestiende eeuwse geschiedschrijving al niet meer welke relieken zich in de altaarzuil bevonden ( uit eerbied voor deze ‘preciosiora sanctorum sancta’)
Na de grote stadsbrand van 1253 werd in 1254 de eerste steen gelegd voor de gotische Dom. In 1295 werd de kooromgang gereed en in 1350 tot aan het triforium.
Bij de wijding van het nieuwe altaar en het koor en transept werd bepaald dat de dag van kerkwijding vastgesteld bleef op de feestdag van de H. Maria Magdalena de apostelgeijke ( 22 juli) zoals reeds vanaf 1132 het geval was. Dit kon alleen indien het altaar ongeschonden was bewaard, dus het oude altaar dat de zuil bevatte van bisschop Balderik Antipendia en andere versieringen waren reeds bekend vanaf de elfde eeuw en in de Romaanse Dom, vooral op feestdagen, rijkelijk aanwezig. Retabels kwamen pas in de twaalfde eeuw, maar men versierde het altaar met een stapeling van reliekhouders en kostbare boeken. In de gotische Dom was het niet anders, maar het hart van het altaar was en bleef de verbondenheid met de vroege martelaren van de Kerk en de ononderbroken successie van de zetel van St. Willibrord en St. Maarten.
Toen bisschop Balderik de relieken van St. Pontianus en St. Agnes naar Utrecht bracht, waren er vele eeuwen voorbij gegaan sinds de marteldood van deze heiligen. We moeten ons voorstellen dat het om kleine botresten handelde. Beiden zijn onthoofd; de schedel van St.Pontianus is in Spoleto bewaard en thans in het slotklooster van de zusters Karmelitessen.
Dit klooster bevond zich even buiten het oude stadscentrum, voorbij de brug aan de rivier waar volgens de overlevering de terechtstelling plaatsvond.
De reliek van St. Agnes is evenals die van Pontianus gered uit de Domkerk en bevindt zich nu in het reliekengraf onder het vieraltaar van de Oud-Katholieke kathedrale kerk van Ste Gertrudis. Deze kerk bevat een zeer grote schat relieken, die afkomstig zijn uit de Utrechtse ME kerken, met name veel uit Oud-Munster, de grafkerk van St. Salvator.
Waarom juist onze beide heiligen zo uitbundig werden gevierd? Was het vanwege de anciënniteit? Vanaf de vijftiende eeuw werden in het koor van de Dom kostbare reliekhouders opgesteld, die eens in de zeven jaar in een feestelijke Ommegang door de stad werden gevoerd. Heeft men bij de wijding van de gotische Dom en de opbouw van het altaar het reliekengraf in de kern van de zuil toch geopend en de relieken van Agnes en Pontianus een hoge plaats gegeven?
Waar zijn na de sluiting van de Dom enz. de kostbaarheden gebleven, dus ook de reliekhouders? De relieken zelf waren de katholieke gelovigen, zeker de kanunniken van St. Maarten heel wat meer waard. En die zorg en die liefdevolle aandacht is gebleven, al is het maar dat deze heilige resten eeuwenlang in alle rust geborgen waren op een stille plaats van gebed en later, na 1914, in de nieuwgebouwde kathedraal. En toen kwam er een vraag uit Spoleto…