Brief aan een goede vriend (13)

Beste Roland,

Aan het einde van de Pinksterweek gekomen zien wij uit naar het geheimvolle feest van komende zondag, de viering van de Allerheiligste Drievuldigheid, een feest van lof en dank voor het wonder van Gods aanwezigheid in ons leven en zijn verborgen kracht in de wereld die wij bewonen.

Als ik dit met opzet zo neerschrijf besef ik terdege dat ik hoog inzet. Dat blijkt temeer als we ons iets verdiepen in de liturgische teksten en gezangen.

Het begint al direct met de woorden van de introïtus, het lied van de intocht dat we niet altijd zingen op de aloude wijs, maar dat meetrilt in heel het verdere verloop van ons samenzijn als gemeente. Gezegend zij de heilige Drievuldigheid en de Eenheid die ongedeeld is. Deze woorden brengen ons naar het boek Tobias waar in het twaalfde hoofdstuk de engel Tobias en zijn vader Tobt aanspoort om God toch vooral niet te vergeten na alles wat er gebeurd is Prijs God, dank Hem ten overstaan van alle mensen voor al het goede dat Hij jullie heeft gebracht (vertaling NBV). Deze inzet van het feest maakt direct duidelijk waar het vooral om gaat op deze dag, de eerste de beste zondag na het feest van de uitstorting van de heilige Geest. De viering van deze dag is voortgekomen uit het verlangen om na Pasen en Pinksteren onze gevoelens samen te brengen in dat éne:

U komt de lof toe, U het gezang, U alle glorie, Vader, Zoon en heilige Geest, in alle eeuwen der eeuwen. Deze acclamatie die wij kennen als een uitroep na de lezing van het evangelie van de dag, is zoals alles wat wij mensen doen en herhalen, onderhevig aan slijtage. Het is een reden te meerom op dit feest van de heilige Drievuldigheid de lof end e dank centraal te stellen. Wij hebben het toch al zo moeilijk als westerse mensen en in het huidige verkilde en zakelijke klimaat waarin wij leven, om los te komen op de dynamiek van de Geest; in psalmen, hymnen en geestelijke liederen. (Ef.5, 19). Voor zover deze in het boek staan, lukt het nog wel, maar hoe stellen wij ons voor onszelf heet overige voor?

Of blijft dit gereserveerd voor de EO jongerendag?

De uitdaging ligt er en dat is een voortdurende bemoediging om niet tevreden te zijn met wat zo licht voorhanden is. ‘Blus de Geest niet uit’, ‘doof de Geest niet uit’.

Het zijn apostolische aansporingen uit de begintijd en dan denk je toch; ook toen al?

Gelukkig is ons de grote geloofsschat van de liturgie toevertrouwd van de Kerk van alle eeuwen en wij willen als Oud-Katholieken voortdurend weer leren om ar goed mee om te gaan.

En om de waarschuwing ernstig te nemen! Heilige Geest en liturgie zijn immers onlosmakelijk met elkaar verbonden., zoals de Kerk in haar sacramentele gestalte ondenkbaar is zonder de inspiratie die het ons mogelijk maakt te bidden naar behoren. De heilige Geest brengt ons tot de kern van ons geloof: Jezus is Heer. Hij is de Heer van ons leven.

En dat brengt ons tot onszelf. Het is immers niet goed om de dingen van ons af te praten en dat kan gebeuren, zelfs als we in de kerk zitten. Je kunt de preek van ja af praten, van je schouders laten afglijden. Je kunt zingen als het niet meer is dan een versje dat anderen hebben bedacht. Je kunt de voorbeden aanhoren zonder dat het jou tot bidden brengt. Je kunt spreken over God en Gods Wezen op een dogmatische en puur verstandelijke wijze die niets te maken heeft met je persoonlijke gevoelens, laat staan je gelovige overgave. Je kunt je laten inpakken door geluiden uit de Moslimwereld die het hardnekkige en valse misverstand overeind houden als zouden christenen meer goden dienen en dus heidenen zijn.

Je moet dus bij jezelf uitkomen, ook te midden van de gemeente als je wordt meegenomen in het gebeuren van woord en sacrament, van lofprijzing en gebed.

Als mensen echt bidden, zijn zij zelf in het geding. Niet alleen de uiterlijke omstandigheden doen zich gelden, maar ook je persoonlijke gevoelens, je modaliteit. En dat wisselt zich af. Ieder mens heeft zijn eigen levensritme en zijn eigen ervaringen. Dat maakt het moeilijk om voor een ander te bidden, maar het is niet onmogelijk om samen te bidden. Om samen te delen, samen je te keren tot God. De liturgie, hoezeer ook gemeenschapsgebeuren, kent de stille momenten, de stille inkeer die voor het ogenblik voorbij laat gaan wat de kerk beweegt. Gebed zonder woorden, aanbidding in en door het symbool, zoals het kruisteken. Vader, Zoon en Heilige Geest. Daar is de Geest aanwezig, in de levende mens, die gelooft, misschien wel een stout mens met een klein en zwak geloof. Dan biedt de rechte viering van de liturgie ons de spankracht om uit te zien naar de dag dat God zal zijn ‘alles in allen’

Het dogma van de heilige Drievuldigheid vindt zijn oorsprong en rechtvaardiging in de unieke heilsgeschiedenis van Israel als sacramentele geschiedenis, in de komst van Jezus van Nazareth, toen de tijd was vervuld. (Marcus 1, 15).

In hem kwam God aan het licht als God van de mensen die heil schenkt uit liefde en genadige gezindheid. Met God die hij zijn Vader noemde, was Jezus voortdurend betrokken op vooral de armen, de zwakken en de kleine mensen. Gedreven door de Geest verkondigde hij het evangelie, de blijde boodschap voor allen die geen hoop hebben en voor wie het leven niets te bieden heeft.

Christenen laat het niet onverschillig hoe over Jezus als de levende Heer gesproken wordt. Christenen geloven dat in hem, in het verlossingswerk van God zelf, het uiteindelijk heil gekomen is: dat in niemand anders redding mogelijk is

dan in en door Jezusde Christus, die gekruisigd werd maar die God uit de doden heeft doen opstaan;

geen andere naam is ons gegeven, in wie wij naar Gods heilsbedoelingen worden gered.

De evangelielezing handelt over het zendingsbevel. Het zijn de laatste woorden uit het evangelie naar Matteüs, de ontmoeting die de Verrezene heeft met de elf discipelen. Zijn leerlingen krijgen de opdracht om in zijn naam, in Gods naam, de blijde boodschap van het Koninkrijk aan de mensen te verkondigen. Dat is geen hopeloze taak, maar ze mogen gaan in de kracht van Hem aan wie gegeven is alle macht in hemel en op aarde. Ze zullen steun aan elkaar hebben als leerlingen van Christus onder de volkeren. Zij ontvangen de doop tot vergeving van de zonden en daarmee is het oude voorbij gegaan, ontvangen mensen een nieuw leven.

In de tweede lezing van de apostel Paulus uit zijn tweede brief aan de Korintiërs wordt kort samengevat wat dat nieuwe leven inhoudt. Hij groet de mensen met een zegenwens de genade van de Heer Jezus Christus end e liefde van God en de gemeenschap van de heilige Geest zij met u allen.

En dan is er nog die eerste lezing uit het boek Exodus. Het gaat om de tweede kans die het volk Israel krijgt om de woorden van de Eeuwige op te slaan op de stenen platen, de twee tafels van het verbond, om ze op te slaan, te bewaren in hun hart. Opnieuw beklimt Mozes de berg Sinai om God te ontmoeten. Na het incident met het gouden kalf.

Daar maakt God zijn Naam bekend, die het ons niet gegeven is om uit te spreken.

Met het volk Israel roepen ook wij HEER, telkens als in de Schrift de naam, onuitspreekbaar, geschreven staat.

Zondag lezen wij dat, die woorden van de God die van zichzelf zegt barmhartig, medelijdend, lankmoedig, rijk in liefde en trouw, die goedheid bewijst tot in het duizendste geslacht, die misdaden en overtredingen vergeeft, maar die een schuldige niet ongestraft laat.

Geboeid door deze woorden las ik in het grote Thora commentaar van Rashi, de beroemde joodse geleerde uit de middeleeuwen: waarom roept de Eeuwige

tweemaal, Heer, Heer? Het is de eigenschap van de barmhartigheid waarop deze naam doelt; eenmaal Heer voordat men zondigt –God is barmhartig ook al weet Hij dat men later zondigen zal- en één, nadat men gezondigd en zich bekeerd heeft.

Tussen Pinksteren en Pasen, een spannende week en een zondag, de eerste dag van een nieuwe week die voor ons in het teken staat van de Vader end e Zoon en de Heilige Geest. Zoals heel onze levenstijd.

Alle goeds Roland, tot de volgende keer.