Beste Roland,
Op 25 juni j.l. dachten wij aan zuster Bertken, zaliger gedachtenis, zoals zij wordt genoemd in Vieren en gedenken, het boek dat een beschrijving geeft van de feest- en gedenkdagen met een vaste datum, die vermeld staan in het Oud-Katholiek Kerkboek. Ze zijn opgenomen in de kalender die recht wil doen aan de levens van vele mensen uit de lange geschiedenis van de Kerk. Mensen die wij eren als heiligen, als onze voorbeelden op de zoektocht naar God, grote en kleine heiligen, bekenden en onbekenden, zo niet altijd bij de mensen, dan toch zeker bij God.
Zuster Bertken kennen wij als een zalig mens; op de officiële heiligenkalender komt ze niet voor, maar evenals de zalige Thomas a Kempis geldt zij als een gids door wie ontelbare mensen vrijheid en verlichting vonden en vervulling in hun verlangen naar God. De beweging van de Moderne Devotie waartoe zij met zoveel bewust levende christenen in hun tijd behoorden streefde naar de hervorming van de kerk en de wereld, onlosmakelijk verbonden met de omvorming van het persoonlijk innerlijk leven, integer en authentiek.
In 1456 laat Berta Jacobsdochter, dan dertig jaar, een kluis bouwen aan de zuidzijde van het koor de Buurkerk, de grote parochiekerk van de stad. Op haar verzoek en met de vereiste toestemming van de bisschop, David van Bourgondië, werd zij in de kluis besloten om er tot aan haar dood in 1514 te verblijven, 57 jaar lang.
Met haar verlangen om als kluizenares te leven, afgezonderd, maar niet weg van de mensen, stond zij in een lange en eerbiedwaardige traditie. Het leven in de kluis was sober maar niet ondraaglijk. Zij bleef verbonden met het parochieleven zoals dit in de drukke Buurkerk zich elke dag ontwikkelde. En zij was dagelijks beschikbaar voor de vele mensen, die haar bezochten en die zorgden voor voedsel en noodzakelijke dingen. Maar het ging vooral om gebed en goede raad, om woorden van troost en bemoediging in zorgen en verdriet. Het kleine luik naar de straat ging open op bepaalde uren, zoals ook het zicht op de koorruimte van de kerk de geestelijke band met het kerkelijk gebeuren mogelijk maakte.
In Ste Gertrudis mogen wij ons bewust zijn, dat ons Mariabeeld tot 1580 was opgesteld bij het koor van de Buurkerk en dat de huidige plaats in Ste Gertrudis verwijst in die richting, via Mariaplaats en Buurkerkhof.
Misschien gaat dit alles een beetje ver; in Vieren en gdenken wordt uitvoerig aandacht gegeven aan het leven en het werk van zuster Bertken, zoals zij na haar dood werd genoemd. Zij heeft ons twee boekjes nagelaten en daarin wordt duidelijk wat een grote rol de mystieke ervaring in haar geloofsleven vervulde. De minne, modern gezegd, de liefde tot Christus, staat centraal in haar dagelijks beleving. Met de wereld heeft zij niet veel meer, wel met de mensen die voortdurend worden aanbevolen in Gods barmhartige liefde. Zij voelt in zich een vuur, dat het hart verwarmt en een kracht die het mogelijk maakt om wakker te zijn, in de nacht maar ook overdag, zodat zij niet overwonnen wordt door boze begeerten. Eén van haar gedichten eindigt met deze twee verzen:
Ic en wil my daer niet in verslaen;
Met vrouden wil ic ’t anegaen (vreugde)
Ic selse wel verweren.
Die minne voert so groten brant
Si en moeten my niet deren.
Daer vast staet mijn betrouwen in:
Hy sterct mi met zijn hoghe min;
Sijn cracht doet my verwinnen;
Sijn gaven zijn so menichvout,
Gheen hert en mach ’t versinnen.
Brandend van vuur en ziedend van woede om het kwaad dat mensen elkaar aandoen, maar bovenal de overwinnende kracht van een geloof dat de mens draagt van dag tot dag, zoals de psalmist het zegt.
Wat bezielde zuster Bertken en zovelen anderen die kozen voor dit besloten leven? Hoe brengt een mens dit op, is de eerste gedachte van een modern mens.
Waar laat ik al mijn spullen, vraagt iemand zich af. Een goede vraag die voert naar de kern van de zaak; je boeltje in de steek laten en de deur achter je sluiten. Wat blijft er dan over? Heel veel zal zij zeggen, zoveel dat het genoeg is voor levenslang. Zij was een zwaar verliefd mens, zij zocht hartstochtelijk de vereni9ging met haar minnaar Christus en die liefde heeft haar leven vervuld tot het laatste toe. Als zij overlijdt in de vroege morgen van zondag 25 juni laat de deken van het Domkapittel tweemaal alle klokken luiden ‘als over een prelaet’ staat er geschreven in de rekeningen van de Domfabriek.
Meer dan twee boekjes, na haar dood verschenen bij Jan Bertsz, drukker in Utrecht, heeft zij ons niet nagelaten. Relieken bezitten wij niet van haar. Haar graf is verdwenen, gevolg van de afbraak van het koor van de Buurkerk, kort na de overgang van de Reformatie, In de Choorstraat wandel je over de plek waar haar kluis zich bevond en haar graf.
Over relieken gesproken, Ste Gertrudis is een ware grafkerk. Dat wisten we wel, althans een kleine kring van kenners, maar de belangstelling die we de laatste maanden ondervinden is toch wel nieuw. Sinds kort vinden we achter in de kerk, naast de bestaande, nog twee vitrines waarin een aantal bijzondere relieken zijn te bewonderen. Prachtig oud textiel, waarin beenderresten zijn verpakt, bekende namen uit de oudste kerkgeschiedenis en stichterrelieken van de kerk van Utrecht. Zeventiende zilveren cibories als rustplaats voor relieken die tijdens feestdagen op het altaar werden geplaatst. Kortom; een wereld apart, ook een memento mori, want stof zijt gij..
Tijdens de Kerkennacht, die zich vorige week afspeelde, ook in Ste Gertrudis, waren ze juist op tijd te bezien en er werd het nodige bij verteld.
Maar wat? Uit een oogpunt van kunsthistorisch belang valt er genoeg over te zeggen en wij mogen gelukkig zijn met de zorg die onze reliekenschat ontvangt.
Maar nu kom ik terug bij zuster Bertken, van wie wij niets bezitten dan twee oude boekjes met gotisch letterschrift. Lees haar boekjes en je kunt weten wat haar bezielde en ongemerkt gaan delen in haar geloof dat niet verouderd is en achterhaald.
Maar wat zeggen onze relieken ons? Wat zegt het leven van zoveel bekende en onbekende mensen ons? Martelaren, belijders, heilige vrouwen , kerkleraren, en kerkvaders, monniken en kluizenaars. Onze kalender noemt ze hier en daar bij naam en laat veel blanco. Soms omdat het teveel zou worden, soms ook omdat wij
voorbij gaan, zoals zij eens voorbij gingen. Bij ons vergeten, maar bij God gekend;
de gedachtenis van de rechtvaardige blijft in eeuwigheid.
Maar dan nog; wat hebben zij ons te zeggen? Die vraag blijft want de Kerk heeft met het volk Israel een leertraditie die veel verder reikt dan wij zelfs kunnen achterhalen. Traditie wil zeggen, dat er voortgang is, dat wij elkaar doorgeven wat wij zelf ontvangen hebben. Soms doen wij dat niet en dan wordt het gevaarlijk en dit geeft het woord ook aan: traditie wil ook zeggen verraden, van de hand doen, er niets mee doen dus, aan de vergetelheid overleveren.
De wijzen van Israel, één van hen Rabbi Hillel (uit de generatie vóór Jezus) en in zijn spoor ook de vaders en moeders van de Kerk vroegen zich af wat belangrijker is: studie van de Thora of het doen van goede daden? Tegen de mening van een aantal in leerde R.Hillel dat studie vóór alles gaat. Want hoe kunnen onze daden goed zijn als God zelf ons niet de rechte weg wijst, die onze voet moet gaan, ook de weg naar de ander.
En in de gevaren van zijn tijd wees hij op psalm 69,6 en 7 waar de dichter bidt God, U kent mijn lichtzinnig leven, mijn schuld is U niet ontgaan. Laat ik niet beschamen wie naar U uitzien, Heer, God van de hemelse machten, laat wie U zoekt niet om mij ten schande staan, God van Israel.
Waar de studie ontbreekt, groeit de lichtzinnigheid en daarmee het vermogen om de traditie voort te zetten. In de gezinnen, in de kerk, in de maatschappij.
De Kerk heeft weet van haar opdracht: leren, vieren, doen.
Hoe worden de relieken van dorre doodsbeenderen resten van een voorbij verleden, bakens langs de weg die wij als parochie en anderen met ons, kunnen gaan.
Trouw en waarheid omhelzen elkaar, recht en vrede begroeten elkaar met een kus, uit de aarde bloeit de waarheid op, het recht ziet uit de hemel toe. (psalm 85,11,12).
Dat is levende traditie.
Alle goeds Roland, dag!