Brief aan mijn goede vriend (25)

Beste Roland,

De week die zo blij begonnen is met de doop van Leon en al die mensen om hem heen en zijn ouders en doopborgen, die week heeft een verdrietig vervolg.

Twee bekende mensen uit onze parochiegemeenschap zijn gestorven, min of meer onverwacht. Cootje van der Steen, 93 jaar oud en de andere Jacoba, Coby de Rijk, in de leeftijd van 72 jaar. Zij zijn uit ons midden en uit de kring van familieleden uitgevaren, op reis gegaan naar het land dat God ons belooft. De dood en de verrijzenis van Christus staan centraal in ons geloofsdenken en worden beleefd in de liturgie van de Kerk. Zo mogelijk vieren wij dan ook de Eucharistie bij het afscheid van een zuster en broeder uit de gemeente, de mis van uitvaart..

In die dienst is niet het verdriet, soms zelfs de wanhoop overheersend, ook al delen wij in het verdriet om het afscheid van de nabestaanden. Maar wat doorklinkt in dit uur is dat wat God ons schenkt; vertrouwen en troost tegen de wreedheid van de dood in.

Ga in vrede, ga in Godsnaam, Cootje en Coby. Wij moeten zonder jullie beiden verder en we zullen nog een tijd lang de lege plaatsen zien, zelfs als ze al weer bezet zijn door anderen. Maar jullie zijn niet uit onze gedachten en wij laten jullie niet gaan zonder ons gebed.

Heer, geef haar de eeuwige rust en laat het eeuwig licht over haar schijnen.

In de uitvaartdienst wordt recht gedaan aan het leven van de mens die gestorven is en nagedacht over haar lange weg naar huis, heel de bewogenheid van een mensenleven in voor en tegenspoed. Totdat onze God, de Heer van het leve, die de zijnen kent en niet vergeet, ons roept op zijn tijd. Niet altijd onze tijd, want de dood draagt het beeld van de verscheurdheid en de vergeefsheid van veel waar ons leven vol van is. De dood roept twijfel op en vragen die ons kunnen kwellen. In ons cultuur wordt veel gedaan om de realiteit van de dood te verbloemen en te verdringen. Mensen horen niet graag dat de dood een radicale scheiding en een definitief einde betekent. Aan de vragen rond recht en onrecht, zonde en kwaad, gaat de huidige mens als het kan voorbij. Over het eeuwig lot van de gestorvene wordt weinig nagedacht, of soms wat geromantiseerd. Die gedachten houdt de moderne mens liever voor zich

De kerken krijgen veel te maken met mensen, die als het gaat om de uitersten van het leven, een beroep komen doen op kerkelijke diensten. Daar mogen wij blij mee zijn, want wat is er beter dan de medemens bijstaan in de nood en het verdriet?

Maar het is een grote kunst om daarmee wijs om te gaan, het eigen geloofsgoed niet te ontkennen en dan toch gehoor te geven aan de wensen van nabestaanden.

Het gaat in onze ontkerstende samenleving vaak om mensen die aan het evangelie en aan de verkondiging van de kerk, eigenlijk geen boodschap hebben

De Oud-Katholieke kerk bewaart ook onder deze moeilijke omstandigheden haar pastorale opdracht. Dat wil zeggen om een goede herder te zijn, niet alkleen voor de trouwe kudde maar ook voor het verloren schaap.

En daarbij geldt in de niet gemakkelijke praktijk het oude Bijbelse principe: de regels zijn er voor de mensen, de mensen zijn er niet voor de regels.

Die goede herder, in het bijzonder zoals psalm 23 waarover spreekt, kreeg in de afgelopen dagen weer volop zijn plaats in de liturgie van de uitvaart.

Die herder is een metafoor, vergelijkende beeldspraak van God. Dat wil zeggen, in dit beeld is God niet te vangen, Hij onttrekt zich van alle voorstellingen die wij van de Eeuwige maken. Maar de woorden van de psalm en van de profeet Ezechiël, in hoofdstuk 34, hebben gestalte gekregen en zijn ons nabij gekomen door Christus, die van zichzelf kan zeggen: Ik ben de goede herder, ik geef mijn leven voor de schapen.

Door het vele gebruik, generaties lang, is het voor niemand geheel nieuw. Wat versleten zou je kunnen zeggen. Maar hoe komt het dan dat mensen in leven en in sterven grijpen naar deze psalm?

Voor de psalmdichter was het een verrassende ontdekking. Dat merk je aan de beelden die hij gebruikt, de zorgvuldigheid van de woorden en de opbouw van de tekst. Hij maakt deze psalm tot een geloofsbelijdenis, doordacht en poëtisch.

Als je de kans krijgt om je daar wat meer in te verdiepen, wordt het je duidelijk welke verborgen kracht er schuilt achter de woorden van deze psalm.

Mij ontbreekt niets en dat lijkt al direct een stoute bewering, in strijd met wat mensen overal ter wereld meemaken. Maar het gaat hier om de goede herder, het gaat om de God van Israel en daarom kan je deze uitdagende psalm wel lezen bij het ziekbed, bij mensen oud en gebrekkig. Dat blijkt niet strijdig te zijn met de werkelijkheid van het dagelijks bestaan.

Men heeft deze woorden wel willen vertalen met daar word ik niet minder van en dan moet je denken aan die schapen bij de profeet Ezechiël, die het slachtoffer zijn van slechte herders die zichzelf weiden, zodat de kudde tekort komt, er minder van wordt.

Maar de psalmist heeft een goede herder leren ontdekken in zijn leven en daar zingt hij van. Dat maakt het nog mooier dan het is. Wij zingen in de kerk, wat we met de woorden alleen nog niet voldoende kunnen uitdrukken.

Is de psalm mede daarom zo geliefd en bewaard in de herinnering van novellen die in de kritische momenten van een uitvaart tot zingen komen, zelfs die moeilijke woorden mij ontbreekt niets. Niets tekort komen; dat kan toch niet anders duiden dan de innerlijke kracht en de troost die ons geschonken wordt.

En die mooie beelden van de psalmdichter begrijpen wij best. De God van Israel die wij kennen in zijn Zoon Jezus Christus en die een maaltijd aanricht en mijn leven vol maakt van zijn goedheid en trouw, die goede herder geeft mij rust en brengt mij op wegen die naar een zeker doel leiden, rechte wegen, geen kronkelpaden waarlangs een mens kan verdwalen en doelloos voortgaat.

Dat doel is de dichter bekend: zo keer ik in het huis van de Heer tot in lengte van dagen zegt de Hebreeuwse tekst. En de Kerk zingt het door de eeuwen heen als een belijdenis van een diep geworteld geloof,

Naar ´s hemels hoven geleiden u de engelen,

als gij daar aankomt groeten u de martelaren

en zij brengen u in de heilige stad Jeruzalem.

Een koor van engelenstemmen moge u begroeten

en tezamen met de arme Lazarus

zult gij eeuwige rust ontvangen.

OKG 488

De dichter van psalm 23 wist wat hij deed.

Volgens de regels van het bijbels Hebreeuws plaatste hij de belangrijkste tekst precies in het centrum. Vers 4 gij zijt bij mij en daaromheen de regels ik vrees geen gevaar en uw stok en uw staf vertroosten mij . De NBV vertaalt geven mij moed. Geen stok om te slaan, geen dwingende dictaturen maar God die aan zijn mensen goede moed geeft, die tot ons hart spreekt.

Gij zijt bij mij. Hier spreekt de Eeuwige, de Altijd Aanwezige, Ik ben die Ik ben.

Zoals Jezus dat kon zeggen: Ik ben, Ik ben de goede Herder.

De psalm is een geloofsbelijdenis, hier zijn woorden die ons aangrijpen en die uitgezongen worden op verhoogde toon en die worden tot ingezongen geloof.

Bij deze psalm zullen wij onvermijdelijk moeten denken aan de profetie van Ezechiël. Hij geselt met zijn felle woorden, gesproken van Godswege, niet alleen de slechte herders van zijn tijd en allen die zijn woorden ter harte gaan. Ook de schapen kunnen elkaar het leven onmogelijk maken, toen en nu.

Ezechiël noemt een paar voorbeelden.

Het ergste is misschien wel dit:

het gras vertrappen als je genoeg gegeten hebt, het water vertroebelen als je genoeg hebt gedronken, zodat er voor anderen niets meer is.

Omdat dit van alle tijden is en mensen het vaak niet laten kunnen, hebben wij om Gods ontferming gevraagd in de uitvaartmis en niet alleen ziende op onszelf. Voor onze overledenen, mensen die wij gekend hebben in dit leven en die ons lief waren die wij nu toevertrouwen aan de zorg van Christus, de Levende die onder ons verkeert en die ons voorgaat. Getrouwe Herder is zijn Naam.

Zo gingen wij de kerk uit, getroost en met een opdracht, als schapen die voor elkaar verantwoording moeten dragen.

Dag Roland, alle goeds!