Brief aan een goede vriend (27)

Beste Roland,

We hebben de afspraak om nog iets te zeggen over de kalender, de Joodse, maar niet los van de kalender van de Kerk zoals wij die praktiseren door het jaar.

Vier je vierdagen, zegt de Schrift. Dat is een goede raad, want die dagen brengen ons in onze beleving dicht bij de HEER en dicht bij elkaar. We vieren samen, we luisteren samen naar de woorden van de Tora, naar het Woord van God.

We doen dingen samen, we hebben onze gebruiken en manieren van doen en telkens zijn er weer die momenten van hoogtepunt en dieptepunt. Joden blazen de sjofar, op de beide dagen van Rosj ha Sjana, Nieuwjaar, telkens 100 keer en na het aanhoren van zoveel naargeestig geluid moet je wel weten wat er gaande is. Het gaat tot de diepte, het raakt je in je gevoelens en het gaat om niemand anders dan om jou!

Dat kan al erg genoeg zijn voor Gods Aangezicht (en in het oog van de mensen),

maar het zijn mijn zonden en mijn tekortkomingen, of zoals wij het verwoorden in een schuldbelijdenis uit de misviering: wij belijden voor U dat wie gezondigd hebben in gedachte, woord en daad, in het kwade dat wij gedaan hebben en in het goede dat wij hebben nagelaten..

Erg genoeg; voor de Joden in de synagoge en voor de christenen in de kerk.

Maar verder hoeven wij niet te gaan zegt het gebod van de sjofar, die nooit wordt gemaakt uit de hoorn van de koe, maar uit een ander dier met hoorns.

Waarom niet de koe? Om te voorkomen dat Israel ten overvloede wordt herinnerd aan het gouden kalf en dat het volk ook deze schande erbij in herinnering krijgt. Er wordt gelezen uit Jeremia 31. Vooral het gedeelte 18 tot 20, de woorden van de Eeuwige die Jeremia verstond in de slaap die hem goedgedaan had.

God richt zich tot Efraim, de stam die hier model staat voor het volk:

Ik heb wel gehoord hoe Efraim treurt:

U hebt mij geslagen als een jonge os

die nog niet is afgericht:

breng mij bij U terug, want U,Heer, bent mijn God.

Ik ben tot inkeer gekomen,

Ik sla mijzelf nu ik mijn hart doorzie.

Ik ben vol berouw, schaam mij diep,

ga gebukt onder de zonden van mijn jeugd.’

Is Efraim niet mijn geliefde zoon,

Is hij niet mijn oogappel?

Telkens als Ik over hem spreek,

Rijst zijn beeld in mij op,

Dan raak Ik diep bewogen.

Ik moet mij over hem ontfermen

-spreekt de Heer.

De woorden van de profeet, waarin Gods stem doorklinkt, worden in de kerk met voorliefde gelezen in de Veertigdagentijd. Dan gaat het om onze stenen harten en het wonder dat God aan ons verricht door ons een nieuw hart te schenken, een levend en bewogen hart, een hart van vlees. En het gaat om het verbond tussen God en zijn volk, het verbond dat de mensen verbroken hebben, verscheurd als niets waard. Toen ze nog stenen harten hadden. Maar er komt een nieuw verbond, een verbond van vrede, want zo zegt de Heer: ’Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en hem in hun hart schrijven. Dan zal Ik hun God zijn en zij mijn volk. Men zal elkaar niet meer hoeven te onderwijzen met de woorden ‘’leer de Heer kennen’’, want iedereen, van groot tot klein, kent Mij dan al- spreekt de Heer. Ik zal hun zonden vergeven en nooit meer denken aan wat zij hebben misdaan.’

Paus Benedictus heeft bij zijn vierdaags bezoek aan Duitsland, dat morgen 25 september afloopt, ook Erfurt bezocht, de mooie Lutherstad in de deelstaat Thüringen. De bevolking daar is generaties lang atheïstisch opgevoed in de DDR, en heeft voor een groot deel geen besef van deze dingen waarmee wij ons bezighouden. In de refter van het Augustijnenklooster waar de monnik Martin Luther zes jaar lang woonde, sprak de paus met een aantal vertegenwoordigers van de Joodse, Islamitische en Protestantse geloofsgemeenschappen. Warme en begripvolle woorden, maar ook op een meer koele wijze als het ging om de gevolgen van de grote kerkscheuring, die het optreden van Luther- overigens tegen zijn zin- sindsdien heeft veroorzaakt.

Maar hoe dan ook; woorden die gesproken worden vanuit het hart van de christelijke boodschap, zullen altijd woorden zijn van vrede en verzoening, van heil en de wil om samen te bouwen aan de nieuwe aarde.

En daarmee zijn wij weer terug bij Rosj ha Sjana, de Joodse Nieuwjaarsdag die ons allemaal zoveel te zeggen heeft.

Want hoe gaan wij morgen weer verder met elkaar in deze wereld?.

Met de dingen die dagelijks gedaan moeten worden, leven in trouw aan de geboden, zeggen Joodse stemmen.

Met de dingen die dagelijks gedaan moeten worden, maar in de verwachting van

het Koninkrijk Gods, zeggen christelijke stemmen.

Met de vijf geboden die elke dag oproepen tot overgave en gehoorzaamheid tot aan de dag van het Laatste Oordeel, zeggen moslimstemmen.

Doorgaan met ademhalen, wij zien wel wat er van komt, zeggen veel van onze medemensen, die geen stem in het Licht hebben vernomen, maar moedig hun weg gaan.

Het geluid van de Sjofar roept verschillende gedachten op. Maar heel belangrijk is dat wij, voordat we gaan nadenken, wakker gemaakt worden, ontwaken uit de slaap. Dat zeggen de Joodse en de christelijke tradities beide met nadruk. ‘Wordt wakker, wij moeten verder’, zegt deze verjaardag van de wereld van de

Schepping. Ja maar, zeggen velen; wij zijn al zolang onderweg naar de vrede toe en daarom zijn we zo moe en daarom vallen onze ogen dicht.

Ontwaak uit uw slaap, sta op uit de dood en Christus zal over u stralen! (Ef.5,14).

Het is een oproep uit de vroege Kerk die al snel te maken kreeg met het kwaad en de vruchteloze praktijken die in de duisternis hun kans krijgen. Maar christenen zijn kinderen van het licht, zij doen wel niet alles perfect, maar zij krijgen de kans om het kwaad te ontmaskeren en aan het licht te brengen. Gebruik uw dagen goed, want wij leven in een slechte tijd, zegt de Apostel aan de kerk van Efeze en aan ons En wees niet onverstandig, maar probeer te begrijpen wat de Heer wil.

Gebruik je dagen goed! Daar komt het op neer.

Dag Roland, alle goeds!