Beste Roland,
‘Het psalmboek is een verzameling van honderdvijftig gedichten, verschillend van herkomst en aard, maar met een grote onderlinge samenhang in een duidelijke opbouw. Psalm 1 en 2 vormen samen met psalm 146-150 het raamwerk van het hele boek. Daarbinnen staan vijf onderscheiden verzamelingen van psalmen, gescheiden door lofprijzingen. Het getal vijf vinden we ook terug in de Tora, de vijf boeken van Mozes en elders in de Joodse traditie’.
Deze inleiding is te vinden in de NBV, de nieuwe vertaling, die bij elk bijbelboek een dergelijke inleidende tekst geeft.
Psalmen worden gezongen. Je kunt ze lezen, maar dat is toch minder. Het Joodse volk kent vanouds vele zangwijzen en de late synagogale melodieën en de vroegchristelijke kerktonen, waaruit het gregoriaans is voortgekomen, hebben veel relatie.
Het is een beetje kort door de bocht, maar ik begin hierover omdat het Loofhuttenfeest uitloopt op Simcha Tora, de vreugde om de woorden die God aan Israel heeft gesproken in het Onderricht aan zijn volk.
Op de Sinai kreeg Mozes de Tora en dat is de reden tot grote blijdschap, die op de negende dag na Loofhutten tot uiting komt.
Op veel plaatsen in de Joodse wereld zal de vreugde minder uitbundig zijn dan elders waar de volksvroomheid zich duidelijk manifesteert. Dan denk ik bij voorkeur aan de Chassidische Joden die hun oorsprong hebben in Oost- Europa, maar na de Holocaust zijn de overlevenden meestal vertrokken naar de nieuwe Staat.
In Jeruzalem is vooral de wijk Mea Sjariem het centrum van deze vrome mensen die hun geloof niet zelden heel uitbundig uiten volgens eeuwenoude tradities.
Op Simchat Tora worden de Torarollen uit de Ark gedragen en er wordt gedanst in de synagoge, zeven ommegangen rond de plaats vanwaar de Tora wordt gelezen, doorgaans de Bima. De grote geleerde Rabbi Maimonides leerde in zijn tijd dat iedereen, man en vrouw, jong en oud, zelfs rein en onrein, op die dag de rollen mag ronddragen en koesteren. De Tora is te heilig om ontheiligd te worden, het volk is één, heel Israel is verantwoordelijk voor elkaar en deelt in de blijdschap.
We kennen een lange periode waarin dit Joodse feest grondig is misverstaan.
Hoe kan je blij zijn met zo’ n wettisch geloof, waar alles handelt om het strikte onderhouden van zo veel mogelijke geboden en verboden? Het botste met name met de protestantse opvatting van de rechtvaardiging door het geloof alleen waarbij de mens nauwelijks of geen rol speelt. Onbekwaam tot enig goed. Al werd er ook wel gesproken over de vruchten der dankbaarheid, maar dan was de oorzaak van de dank nu juist niet de Wet, die immers had afgedaan door het volbrachte werk van Christus.
Voor óns verstaan is het wel mogelijk om blij te zijn met de blijden en dankbaar met de dankbaren. Het Woord van God reikt immers veel verder dan de geboden die in oorsprong te maken hebben met het Land en met de offerdienst in de tempel.
Bijna aan het einde van de Tora, in het laatste boek Deuteronomium (29,29), lezen wij: ‘Wat verborgen is hoort de Heer,onze God, toe; wat openbaar is komt ons toe, ons en onze kinderen’.
Wie zou niet blij zijn met de woorden die door de dienst van Mozes gesproken zijn, woorden die Mozes zelf ertoe brachten een lang lied te zingen, van het begin tot het einde:
Leen mij uw oor, hemel, nu ik ga spreken,
luister aarde naar wat ik zeggen zal.
Mogen mijn onderricht neerdalen als regen,
mogen mijn woorden zijn als milde dauw,
als regen die de grond doordrenkt,
lenteregen die het groen in bloei zet.
Want de naam van de Heer roep ik uit:
de Heer is onze God, laat iedereen Hem prijzen!
Hij is een rots, Hij staat voor recht;
alles wat Hij doet is volmaakt.
Trouw is God, rechtvaardig en zuiver,
in Hem is geen spoor van kwaad
(Deuteronomium 32, 1,4, maar het lied gaat verder tot vers 43, met de vermelding dat Mozes dit gezongen heeft, samen met Jozua, de zoon van Nun en het volk was er getuige van.)
Een God die spreekt, een volk dat zingt en antwoord geeft. Dat moet mensen in beweging brengen. Van een bekende Chassidische rabbijn wordt verteld, dat telkens als de woorden wa jikra, God sprak, klonken, hij overeind sprong en danste van vreugde: Hoor, Hij spreekt!
En van een ander, dat hij aan één woord genoeg had, het woord atta Gij, Gij, Gij.
Het is de vreugde die geen einde neemt, vreugde omdat God zijn volk heeft gezocht en het bemint, al voordat wij Hem zochten en de liefde voelden in ons hart. Wij weten als christenen evenzo, dat de Eeuwige ons gezien heeft, voordat wij tot inzicht kwamen, wij hardleerse mensen.
Dansen en zingen, blij en eensgezind zijn. Maar er is meer op deze dag; er wordt ook uit de Tora gelezen, zelfs twee lezingen achtereen en ook dat maakt de dag heel bijzonder. In één jaar leest de synagoge de vijf boeken van Mozes in vastgelegde gedeelten, pericopen zouden wij zeggen. Bij elk gedeelte een aanvullende lezing, de Haftara, meestal uit de profeten.
Wij herkennen dit zonder moeite vanuit onze traditie die voortbouwt op de gebruiken van de synagoge. De profeten, de apostelen, het evangelie vormen de bron van de drie lezingen die wij kennen in de viering van de Eucharistie. En zoals de lezing van de Tora omgeven is met speciale liturgische gebruiken en met grote eerbied wordt voorgedragen, zo kennen wij de gebruiken bij de lezing van het Evangelie waarin wij de woorden horen van Jezus Christus, onze Heer, die wij begroeten met onze Hallelujazang en onze rechtstaande houding.
God spreekt. En Hij laat niet na te blijven spreken, van geslacht tot geslacht. Er zijn op deze dag twee rollen in gebruik; uit de eerste wordt het slot gelezen van Deuteronomium (33,1 – 34,12) en uit de andere rol het begin van de Tora, Genesis 1,1 -2,3. Het verhaal van de schepping krijgt hier de betekenis die de mensen in de tijd na de ballingschap eraan toekenden; een loflied op de werken van God, die zag dat het alles goed was, een loflied voor de zevende dag, de sabbat, een dag om uit te rusten.
Het is een grote eer om op deze dag op de Bima te staan en te mogen lezen wat
er geschreven staat.
Er is een vraag opgekomen die het overwegen waard is. Waarom is deze dag van vreugde om de Tora verbonden met het Loofhuttenfeest en niet met het Wekenfeest, ons Pinksteren? Op die dag leeft immers de herinnering aan het geschenk van de Tora, dat Mozes ontving op de Sinai. Het antwoord van de rabbijnen is duidelijk: het volk had maanden nodig om de inhoud en de draagwijdte van de Tora te verstaan. Pas dan is er alle aanleiding om blij te zijn, om te dansen van vreugde en de Tora aan het hart te drukken .
Aan het einde van het boek Deuteronomium zegent Mozes de stammen van Israel.
Hij zal met zijn oude ogen vanaf de berg het land wel zien van verre, maar niet binnengaan.
Het zijn ontroerende woorden die we hier tegenkomen; liefde en trouw, maar dan woorden door mensen uitgesproken zoals God ze in hun hart heeft gelegd.
Woorden van beneden , maar niet minder woorden van boven.
Zoals koning Salomo die uitsprak bij de inwijding van de tempel en hij het volk zegende:
Geprezen zij de HEER die zijn volk Israel rust heeft gegeven, zoals Hij heeft beloofd. Niet één van de beloften die Hij bij monde van zijn dienaar Mozes heeft gedaan, is onvervuld gebleven. (1 Koningen 8, 56).
Zo staat het in de Tora en zó hebben de voorouders van Salomo het gelezen:
Wie, Jesurum, wie evenaart uw God?
Als een vorst rijdt Hij langs de hemel
en over de wolken om u te hulp te komen.
Van oudsher is God een schuilplaats,
zijn armen dragen u voor eeuwig. ( Deuteronomium 33,26-27)
Jesurun is een lievelingsnaam voor het volk Israel. Er steekt meer achter, het heeft ook een betekenis als ‘rechtschapen zijn, rechtschapenheid. De geliefde.
In het NT komen we het vergriekst weer tegen. Dan is Jezus Christus de Geliefde in wie God welbehagen heeft. En de vroege Kerk in de tweede Petrusbrief zegt het en de andere apostelbrieven hebben er weet van en altijd gaat het om God die zijn volk niet vergeet en om een liefde die geen einde neemt.
Ook nu, in onze dagen.
Dag Roland, alle goeds!