dr. Koenraad Ouwens
Woensdag 19 oktober a.s. om 20:00 uur in het zalencentrum In de Driehoek, Willemsplantsoen 1c te Utrecht. Om 19:30 uur koffiedrinken. Toegang vrij
In 1731 publiceerde de Utrechts pastoor Willibrordus Kemp een uitvoerig getijdenboek voor de dagelijkse gebeden in het ritme van kerk. Het was niet, zoals het brevier van de geestelijken, in het Latijn, maar geheel in het Nederlands. Het zet daarmee een unieke toon in de Nederlanden. Dat geldt ook voor de inhoud. Koenraad Ouwens presenteert dit katholieke erfgoed dat een aantrekkelijke manier laat zien van omgang met vragen rond traditie en vernieuwing. Het is de tweede avond in een serie van zes stemmen uit de Utrechtse oud-katholieke geschiedenis.
De belangrijkste gebruikers van het Utrechtse boek waren de zogenaamde klopjes, ongehuwde vrouwen die zich op het geestelijke leven toelegden, zoals in Zuid-Nederland de begijnen. Tot de Gertrudisparochie van Kemp zelf behoorden ongeveer honderd van deze vrouwen. In dit getijdenboek zijn de gebeden, die onder andere bestaan uit psalmen, Bijbellezingen en per dag verschillende hymnen, verdeeld over de acht tijdstippen van de dag die ook in het Romeinse brevier aangewezen waren, zodat men zich, althans in theorie, met het gebed van heel de kerk verenigd kan weten.
De achtergrond van dit zeer traditioneel lijkende getijdenboek ligt in het gallicanisme, een in Frankrijk zeer verbreide stroming die het onafhankelijke karakter van de katholieke kerk in dat land sterk benadrukte. Het onderstreepte dit met een liturgieherziening die in de grote meerderheid van de bisdommen voorkwam. Aan Franse liturgische boeken, waaronder vertalingen van Latijnse teksten, heeft Kemp niet alleen de opzet van zijn getijdenboek ontleend, maar ook tekstgedeelten, vooral de hymnen. De structuur van het boek is, zoals dit ook in Frankrijk steeds het geval was, traditioneel, omdat het de systematiek van het Romeinse brevier intact heeft gelaten.
Daartegenover is de inhoud zeer vernieuwend, daar Kemp ernaar streefde zoveel mogelijk tekstmateriaal aan de Bijbel te ontlenen en legendarische of twijfelachtige elementen zoals wonderbaarlijke heiligenlevens te elimineren, wat ook in Frankrijk bij de liturgische uitgaven gebeurde. De hymnen, die uiteraard niet uit de Bijbel konden worden genomen, gaven een mogelijkheid tot liturgische en literaire creativiteit. Deze zijn dan ook het interessantste deel van Kemps getijdenboek. Zij zijn uit het Latijn vertaald met gebruikmaking van de werken van Isaac Lemaistre de Saci en Nicolas le Tourneux uit de zeventiende eeuw. Beiden waren belangrijke figuren in de geschiedenis van het jansenisme in Frankrijk, zoals Kemp dat in Nederland is geweest.
De spiritualiteit van het getijdenboek, die in deze hymnenpoëzie het duidelijkst naar voren komt, is die van een voortbouwen op gegevens uit de traditie en een gelijktijdig openstaan voor de geestelijke behoeften van de tijd en de gemeenschap waarin men zelf leeft. Voorbeelden nemen de hoorders mee in een bijzondere spiritualiteit voor gewone gelovigen.