Brief aan een goede vriend (26)

Beste Roland,

Enkele dagen geleden hadden wij een telefoongesprek. De herinnering kwam op aan de vele contacten, die jarenlang Joden en christenen hebben samengebracht en waar wij op verschillende wijze bij betrokken waren.

Dat gold niet voor alle Joden en evenmin voor alle christenen. Er bestond over en weer ook veel afwijzing en zelfs afkeer, wat alles te maken heeft met de eeuwenlange, vaak bittere geschiedenis.

In de tijd dat deze toenadering tot stand kwam, groeide de belangstelling vooral aan christelijke zijde. Er was een soort honger om in aanraking te konen met het levende Jodendom dat ondanks de grote ondergang tijdens de oorlogsjaren, toch weer kans had gezien om te bouwen aan een toekomst, hoe onzeker en pijnlijk ook. Israel chai. Israel leeft, werd ons voorgehouden en wij waren daar blij mee. Praathuizen, forumavonden, gesprekskringen, zelfs weekends, trokken grote groepen mensen. Wij hebben daaraan van harte kunnen meedoen en wij constateerden dat het een groot gemis is nu veel van deze veelbelovende initiatieven zijn gestopt.

Van joodse zijde wordt dit veel minder betreurd. Er was altijd al een wantrouwen naar de bedoelingen van deze samenwerking, want christenen zijn niet te vertrouwen. Ze zullen altijd pogen je te bekeren en het zal niet voor de eerste keer in de geschiedenis zijn dat het goede klimaat omslaat en opnieuw gure tijden aanbreken.

Bovendien waren veel joden van mening, dat zij niets van het christendom hoeven te leren. Het omgekeerde blijkt wel het geval, gezien de toenmalige grote vraag naar joods lesmateriaal en de behoefte om met joodse mensen in gesprek te gaan. De zwaarbelaste rabbijnen in Nederland konden de vraag niet aan en zo is er geleidelijk veel leven doodgebloed.

Gelukkig wil dit niet zeggen, dat alles weg is en tevergeefs. Laten we alleen al bedenken wat het toen voor veel joodse mensen betekende, dat zij zich konden uitspreken in een sfeer van vertrouwen en welwillendheid. Hier geen bedreiging en onverschilligheid voor het ondergane lot, dat de levens van mensen voorgoed had bepaald.

En wat zijn de kerken en de leden van de kerken die zich lieten aanspreken, niet geholpen bij het zoeken naar nieuwe wegen om samen te gaan in het naoorlogse Nederland!.

Het gaat slecht tussen Israel en de Palestijnen. De Turkse politiek uit openlijke bedreigingen richting de joodse Staat en dat werkt zeker ook door in de houding die veel Turkse Nederlanders innemen jegens onze joodse medeburgers. Met de Marokkanen was het al slecht, zó slecht, dat het in Amsterdam, de trotse stad van de vrijheid en de tolerantie gevaarlijk kan zijn om zichtbaar als jood op straat te verschijnen. In bepaalde stadsdelen uiteraard. Hoge muren om joodse scholen, zwaarbewaakte joodse gebouwen; het kost de mensen handenvol geld, naast de uitgaven die de overheid moet doen. Het politieke klimaat in ons land wordt regelmatig verziekt, ook al door de aanvallen die worden gedaan op de godsdienstvrijheid. De ergernis richt zich vooral op de religieuze minderheden en dat zijn wij zo langzamerhand allemaal in een sterk geseculariseerde maatschappij. Aan de juiste kennis van zaken ontbreekt het meestal, een beetje begrip voor de ander heeft plaatsgemaakt voor een kil en onverschillig oordeel. Daarom is het dubbel jammer, dat de liefde voor de ontmoeting Joden- christenen zo is bekoeld en de dubbele behoefte aan een oprechte dialoog vrijwel is verdwenen.

De Joodse feestdagen in de herfst, in de maand Tisri, komen eraan. Daar zouden we het nu over hebben, ook al vanwege de goede herinneringen aan vroegere ontmoetingen, waaronder de zeldzame gesprekken in de loofhut van een joodse kennis.

Deze Ontzagwekkende dagen, in christelijke kring spreekt men graag over Geduchte dagen, hebben een Bijbelse grondslag en gaan hier en daar terug op voorschriften in de Tora. Maar er speelt ook een lange traditie mee, een leerproces en een ontwikkeling in het denken en overwegen en in de gebruiken, thuis en in de synagoge.

Jij bent niet de enige die deze brief leest en daarom geef ik hier de gegevens van de Loe’ach, de joodse kalender, zoals ze voor dit lopende jaar gelden.

29 en 30 september, de beide dagen van Rosj haSjana, begin van het nieuwe jaar, tien dagen later gevolgd door Jom Kippoer, Grote Verzoendag, dit jaar op 8 oktober. Het Loofhuttenfeest, Soekot van 13- 19 oktober en Simchat Tora, de Vreugde der Wet, op 21 oktober.

Wij moeten ons nu beperken tot het begin, de Nieuwjaarsdag en in de komende weken de overige feesten op de voet volgen.

Het gaat hier om een geboden gedenkdag, die niet te maken heeft met de seizoenen, zoals zoveel andere in de joodse kalender, maar die een dringend beroep doet op het innerlijk van de mens, zijn geestelijk leven. Daarbij hoort een uiterlijk gedrag, dat de beleving van de inhoud verduidelijkt en versterkt.

Dan gaat het om gebed, vasten, het blazen van de sjofar (in de bijbel de bazuin), het doen van verzoening en vergeving in de tien dagen tussen beide gedenkdagen, het sturen van gelukwensen voor het nieuw ingegane jaar( de overgang van 5771 naar 5772), de ontbinding van roekeloos gedane beloften ( maar geen zakelijke afspraken en contracten). Het nieuwe jaar dient goed te beginnen. Het eten van een zoet appeltje met honing op de nieuwjaarsdag, verwijst naar het zoet dat men elkaar toewenst voor de tijd die komt.

Sommige van deze gebruiken zijn ons vreemd, maar grotendeels geven ze een stuk herkenning. Toen wij nog kans zagen om als vaste regel op Oudejaarsavond en op de Nieuwjaarsmorgen naar de kerk te gaan, was de ernstige terugblik op het voorbije jaar iets dat de mensen niet graag wilden missen. Want we hebben allemaal wel iets dat wij moeten verwerken en wat vraagt om vergeving. Zoals we ook allemaal uitzien naar een hoopvolle toekomst. Alle feestgedruis en al het lawaai kunnen dat niet ongedaan maken.

Aan de maand Tisri gaat de maand Eloel vooraf. Een treurige tijd. Met bittere joodse humor wordt bedacht dat de zomertijd eerst drie weken kent rond de val van Jeruzalem en daarna vier weken lang het gebruik om dagelijks op de sjofar te blazen. Alarm in de lucht. Als je het harde doordringende geluid van de ramshoorn hoort, lopen de rillingen over je rug. Het is een grof instrument, dat lastig valt te bespelen. Maar er zijn sjofarblazers, die er heel wat van kunnen; in de dienst van Rosj haSjana worden op verschillende momenten in totaal honderd keer de stoten herhaald.

Het doet mij denken aan hert midwinterblazen in de laatste dagen van de decembermaand, Oudejaar! Dat droefgeestige geluid over de stille velden; wie komt daarvan niet onder de indruk. Zo is het ook met de sjofar. Daar valt een klein boek over te schrijven. Hoe dat zit en hoe de mensen dit beleven.

Wat je ook tegenkomt in de dienst is het getal tien, dat herinnert aan de tien lofzeggingen van psalm 150 en aan de tien keer dat er in het scheppingsverhaal wordt gezegd ‘Er zij..’. En aan de Tien geboden, het hart van de Tora. Emoties en liturgische motieven krijgen zo een vervlechting.

Er zijn trouwens in het kerkelijk jaar enkele verwijzingen te vinden naar deze joodse Ontzagwekkende dagen. Willem Barnard heeft al in de zestiger jaren onderzoek gedaan en wist er boeiend over te schrijven.

En in ons huidige kerkboek blijkt naast al het nieuwe ook de trouw aan deze eeuwenoude tradities, die opverborgen wijze bewaard zijn en wachten op een toegewijde kring van mensen die hier hun vreugde aan beleven en samen de ontdekking willen maken.

De prefaties op deze zondagen zijn pakkend. Rosj haSjana laat zich vermoeden op zondag 18 in de reeks Gij hebt de wereld geschapen en allen die haar bewonen, in uw goedheid maakt U ons tot nieuwe schepselen. En de prefatie van de zondagen 19, 20 en 21 spreekt nadrukkelijk Gij leert ons door uw wet en uw profeten wat de weg is ten leven en de vreugd voor uw Aanschijn, een verwijzing naar Loofhutten.

Ernst en treurnis worden in de kalender en in de liturgie verbonden met feestelijkheid.

Volgende week moeten wij het nog hebben over het wonder van de kalender. Een zwerversvolk, gevlucht uit Egypte, het land van de Farao, van de piramiden, het land van de dood, richt zich niet langer, als slaaf noodgedwongen op de onderwereld, maar trekt toekomstgericht de wereld in, alle dagen nieuw!

Israel chai, Israel waagt de sprong, Israel leeft.

Niet het Egyptisch dodenboek, maar de Tora als wegwijzer door de tijd, alle levensdagen. Een revolutionaire daad van een klein volk in wording. Er gelden in de kalender bijbelse en rabbijnse teksten, die een deel van de jaarcyclus bepalen.

Maar er staat ook geschreven dat het jaar des Heren aan ons is gedelegeerd. Ook dat wat van mensen komt en niet zijn oorsprong vindt in de Tora, valt onder heilige feestdagen, die gevierd mogen worden. ‘deze maand is van jullie’ zegt de rabbijnse wijsheid en hetzelfde geldt voor het kerkelijk jaar. Ook dat is mensenwerk, naast de bijbelse vierdagen. Niet te misprijzen dus, zoals in reformatorische kringen wel wordt beweert. Er is goed mensenwerk, waarvan de Heer zegt dat is van jullie. Het komt je toe, ga er ernstig en vreugdevol mee om.

Alle goeds Roland.