Brief aan een goede vriend (32)

 

Beste Roland,

De eerste twee weken van november zijn vanouds bepaald door de feestdagen van onze nationale heiligen, Willibrordus, Lebuinus en Martinus van Tours. Ze zijn vooraf gegaan door het feest van Allerheiligen en de gedenkdag Allerzielen.

De totaal veranderde omstandigheden waaronder deze dagen thans gevierd kunnen worden, geven weinig ruimte voor vieringen waarbij de parochie goed betrokken kan worden. Daar hoeven wij niet op in te gaan; het is door het jaar heen niet anders.

Toch krijg ik in deze tijd van gedenken een gevoel van weemoed naar vroeger. Toen we nog wel, en zeker in Utrecht, deze dagen konden vieren. Mensen kwamen ervoor en wilden het niet missen, zeker niet als de bisschop op het feest van St.Willibordus (‘onze heilige vader’ zeiden we toen en nu in de liturgie) aanwezig was in de pontificale vespers voor de drie gemeenten. Wat ook op doordeweekse dagen en in de avond nog goed mogelijk was.

Op en rond 7 november vieren wij dus het stichterfeest van de kerk van Utrecht. Samen met Bonifacius is Willibrordus de schutspatroon van de Lage Landen, ons Nederland Wij gedenken dat hij in het jaar 690 met twaalf metgezellen bij Katwijk landde en de Rijn opvoer waar het even rustig was na de overwinning van de Franken op de Friese koning Radboud en zijn dappere strijders. In de verlaten en vervallen burcht van Utrecht bouwde deze missionarissen (mensen gekomen met een boodschap) twee kerkjes in de plaats van de kapel die de Frankische vorst Dagobert I had laten bouwen, al heel wat jaren tevoren. Aan bisschop Cunibert van Keulen werd toen de zorg voor deze hachelijke kerkplek toevertrouwd, met de verwachting dat hiermee de verkondiging van het Evangelie, het geloof in Christus, onder de Germaanse bevolking zou worden bevorderd. Daar is niet veel van terecht gekomen, om politieke redenen, maar vooral ook door het verzet van de Friezen die zeer gehecht waren aan de godsdienst van hun volk, met zijn sterke verbondenheid met de natuur en de godenwereld.

Op de dag van Willibord gedenken wij niet alleen een historisch feit, maar wij vieren ook met een vreugdevol gevoel en met de verwondering in ons hart, dat hij wél door Gods genade erin slaagde de blijde boodschap van Gods liefde onder de trotse Friese bevolking uit te dragen.

Op het huidige Domplein kwamen zoals wij zagen twee kerkjes.

De H. Martinus van Tours, de nationale patroonheilige van het Frankische rijk, werd vernoemd en de Heiland, St. Salvator. In de winter woonden hier de broeders die met Willibrord uit Engeland waren meegekomen. Een klein klooster dus, het latere oud- Munster, de grafkerk van de vroege Utrechtse bisschoppen.

In onze Oud-Katholieke traditie zijn in de antifonen van het Hollandse vesperboek de herinneringen aan die begintijd bewaard. Ze werden uit het hoofd gekend en luidkeels gezongen. Het ging over de heidenen van Friesland en over het volle maanlicht dat de nevelen van het ongeloof heeft verscheurd en over het licht dat St.Willibrord, de fakkel van de hemelse genade, schitterend heeft verspreid in een duistere wereld. Het missionaire werk van deze mannen was niet gemakkelijk en ook niet ongevaarlijk. Er wordt gesproken over veelvuldige worstelingen in de antifoon bij de troostpsalm 126, die zingt over de terugkeer van de ballingen naar Sion.

In de zeventiende eeuw en de tijd daarna was er temeer aanleiding om niet te vergeten. De overmacht van het calvinisme dat geen raad wist met de eigen geschiedenis, zorgde gemakkelijk tot verwarring en vergetelheid. Utrechts kerk die de vroomheid van de Keltische en de Angelsaksische monniken als een groot erfdeel bewaarde, nog versterkt door de blijvende invloed van de Moderne Devotie, kon ook binnenshuis dit geloof belijden en uitzingen, stil beleven en doorgeven aan het volgende geslacht.

Men was zich bewust van de gevaren die de Cleresie als minderheid voortdurend bedreigden. Vooral ook toen de tegenstellingen binnen de katholieke gedulde bevolking het noodzakelijk maakten om sterke nadruk te leggen op de rechtmatigheid van de eigen identiteit. Zoals wij ook nu nog ons erfgenamen weten van de kerk van Utrecht, kinderen van vader Willibrord, levend in de opvolging van de apostelen, in de kerk van alle eeuwen.

Zijn relieken, bewaard in Ste Gertrudis en komende zondag opnieuw drager van de herinnering hebben een eigen waarde. Moderne mensen denken dan misschien eerder aan een mooie foto, maar dat andere, dat authentieke, is zeker niet weg. Misschien begrijpen we het tegenwoordig beter dan wel het geval is geweest. Zoals mensen ook op zoek zijn naar vormen van religie, die uitgaan boven het alledaagse en niets zeggende. Wie geen persoonlijke geloofsband ervaart met de levende God, kan niettemin op zoek zijn om althans de goede richting in te slaan.

En dan lijkt het erop dat we terug zijn in de tijden van Willibord en de Friezen.

Toen hij zeventig jaar werd in het jaar 728 schreef hij eigenhandig op de zijkant van het novemberblad van zijn kalender:

In de naam des Heren. Clemens Willibrordus kwam in het jaar 690 sinds de menswording van Christus over zee in Francia en in de naam van God werd hij in het jaar 695 sinds de menswording van Christus, ofschoon onwaardig,in Rome door de apostolische man heer paus Sergius tot bisshop gewijd.

Nu echter, in de naam van God, leeft hij in het jaar 728 sinds de menswording van onze Heer Jezus Christus . Moge het in Gods naam goed gaan. (In nomine Dei feliciter).

Hij kreeg niet alleen bij zijn vertrek de zegen, maar ook de opdracht om te dienen als aartsbisschop van de Friezen, het nieuwe missiegebied. Ook kreeg hij relieken mee voor de nieuw te bouwen kerken en het sterke vermoeden bestaat dat de reliekenschat van de kathedraal nog wel iets bevat van deze stichtersrelieken van de Utrechtse kerk.

De grote vraag dient zich aan: wat geloofden die heidense West Germaanse stammen in die tijd en daarvoor? Sinds de Romeinse tijd waren ook de Friezen in aanraking gekomen met een cultuur die in veel opzichten nieuw was wat betreft het denken maar ook op materieel gebied, landbouwmethoden, bouwtechnieken, kleding, huisraad, Kortom, er had een romanisering plaatsgevonden, een proces van eeuwen, dat lang niet overal zich had doorgezet.

De grote Germaanse stammen, vooral in Denemarken en Noorwegen, hebben zich verzet tegen het christendom, zoals ook de stam van de Friezen en vooral de Saksen. Het duurde tot het jaar 1000 voordat dit proces min of meer was voltooid.

Op het Domplein van Utrecht vinden we een immense runensteen, een kopij van een gedenksteen uit Jutland, in 1936 aangeboden aan de Universiteit. De tekst vermeldt dat koning Harald de Denen en de Noren aan zich onderwierp en de mensen tot het christendom bekeerde.

Aan de zijkant van deze steen zien we de oudste afbeelding van Christus in Noord-Europa. De Heer draagt een tuniek, heeft de armen wijd uitgespreid en draagt een aureool. De predikant dr. Henk Vreekamp heeft in 2007 een bijzonder boek uitgegeven Zwijgen bij volle maan. Hij noemt het een Veluwse verkenning van Edda, Evangelie en Tora. Uit zijn boek spreekt zijn grote liefde van alle drie en dat maakt zijn boek tot een warme en diepgaande ontmoeting met mensen die hun sporen hebben nagelaten tot in onze tijd toe.

Eindelijk is de Heiland van de heidenen naar onze streken gekomen, 1000 jaar na zijn komst in de wereld, met wijd uitgestrekte armen, vredelievend en vol macht om mensen te bevrijden van angsten en de dreiging van het noodlot.

Wat geloofden de Friezen? Zij wisten van de elementen, aarde, water, lucht en vuur. Zij wisten van de geesten in de lucht, de goede en de kwade, zij voleden zich hecht verbonden met de aarde waaruit het leven voortkomt.

Zij waren heidenen, maar dat heeft niet de negatieve klank van een mens die in God noch gebod gelooft. Heiden zijn is oorspronkelijk menszijn, de verering van het bestaande, het is zoals het is. Heidendom betekent aanvaarding van het mens-zijn zoals het zich aandient, zoals het ervaren en gevoeld wordt. Dat valt veel meer over te zeggen, zoals er in onze tijd weer openhartig wordt gesproken over de heidense godsdienst en cultuur die bestonden voordat het christendom van Willibrord en later de bovenstroom gingen vormen. Henk Vreekamp, een boerenzoon uit de Gelderse Vallei, sterk verbonden met de Veluwe, heeft de onderstroom ontdekt in de verhalen van mensen, die in alle eenvoud leven te midden van de natuur waar de elementen zo’n onmisbare rol vervullen.

Wat geloofden de Friezen? Wat was de kern van de boodschap die Willibrord bracht? et geweld ging dat niet gepaard, bijna drie eeuwen later zal de machtige keizer Karel de Grote de fout ingaan door de Saksische bevolking met geweld tot de doop te dwingen. Maar zijn zoon Lodewijk de Vrome herstelt dat weer en geeft de inhoud van het evangelie aan zijn volk in de volkstaal, de Heliand

Willibrord en zijn metgezellen en de latere geloofsverkondigers brachten een radicale omkeer in het denken en beleven. Niet langer de idolen maar de levende God aanbidden wij in geest en waarheid. En het evangelie brengt niet alleen bevrijding uit verborgen angst, maar brengt ook de verwachting dat Christus zal wederkomen. Dat geloof van hoop en uitzicht wordt gevoed door de kerk, in woord en sacrament. Doop, de handen opgelegd, brood en wijn, woorden van vergeving en van opnieuw beginnen.

Dankt God voor Willibord zingen wij straks.

En er is een hymne die het verhaal vertelt, maar die eindigt als een gebed:

God zend ons weer een stem

waardoor uw waarheid wordt

gesproken, onverkort,

en die getuigt van Hem

en zijn Verrijzenis,

die onze toekomst is:

en laat ons zijn als vader Willibord.

HymneOvosquiBatavasOKG367

Dag Roland, alle goeds!