Brief aan een goede vriend (35)

Beste Roland,

Vanavond, als de zon is ondergegaan, begint de Advent. En morgen 27 november, op de eerste van de vier zondagen voor kerstmis, brandt de eerste kaars van de Adventskrans Een aarzelend vlammetje van de verwachting, dat ons helpt om uit te zien naar wat komt. Een klein licht weliswaar, maar het is nu niet stikdonker meer; het is Advent.

Bij deze tijd van uitzien en hopen passen de stilte van de velden, het roerloze van de bossen, de donkere daken van de eenzame huizen op het land, het verlangen naar warmte en licht, naar gedeelde goedheid en gesprekken die de tijd vullen en waarin iets doorklinkt van vervullen en van geborgenheid.

Advent spreekt van de belofte van het heil dat komt tegenover de achtergrond van het onheil dat dreigend en donker zoveel mensenlevens beperkt en berooft van de ruimte om voluit te leven en van de glans om gelukkig te zijn..

Eén kaarsje, zingen de kinderen en straks twee en drie en vier en dan is het kerstmis. Dat kleine mensengeluk raakt ook ons, grote mensen, met al onze bedenkingen en aanvechtingen, ons gebrek aan levensmoed. En er moet nog zoveel gedaan worden voordat het kerstmis is en Sinterklaas komt eraan en daar wil je ook wat aan doen.

Wij grote mensen draaien voor dat alles op en voor nog veel meer dat je soms liever maar voor je houdt, maar dat je intens moe kan maken. Dan komt er niet veel van kerkgang en aan dat gemis kan de koopzondag en zelfs het warme bed niet veel veranderen!

Maar niettemin, het is weer Advent. De tijd die een oproep doet aan ons allen om onze levensstijl kritisch te bezien en waar nodig te veranderen. Daar komen we niet onderuit als je het hebt over geloven en zeker niet als wij ons laten aanspreken door de woorden en de liederen van deze zalige dagen. Onze ouders en grootouders konden er zo nog wel over praten. Dat hadden ze van geen vreemde, want de apostel Paulus deed dit ook al en terecht, want het woord zalig geeft uitdrukking aan een geluk dat dieper gaat dan onze pogingen om er wat van te maken.

Hoe mooi gezegd ook, de invulling van de Advent blijft toch mensenwerk! Wij beleefden dit afgelopen week in Duitsland, niet eens ver over de grens. In een stadje dat sporen bewaart uit de begintijd van het christendom en waar de machtige Domkerk de vernielingen aan het einde van de Wereldoorlog II weer te boven is gekomen. Op de open pleinen rond deze kerk werden de stalletjes opgebouwd voor de kerstmarkt, zoals dit in Duitsland algemeen gebeurt. Geen marktkraampjes zoals op een braderie, maar mooie houten huisjes, die ieder jaar uit de opslag komen en op slag duidelijk maken dat het Advent wordt en dat de Heiland in aantocht is. Zoals deze boodschap al sinds Saksische tijden geklonken heeft in het stille dun bevolkte land met zijn bossen en heidevelden, kleine akkers en eenvoudige huizen van mensen uit de tiende eeuw en nog vroeger. In elk geval begon men toen in 954 te bouwen aan de voorloper van de huidige kerk, waar de relieken van de vroege geloofsverkondigers de tijden hebben overleefd. Materieel, maar vooral in het gedeelde geloof, dat zich ook daar al eeuwenlang voortzet, tot in onze tijd.

Ook deze zondagmorgen, toen wij daar waren, luidden de zware klokken, vulde de kerk zich geheel met mensen en speelde het orgel, 83 stemmen, die zich mengden met de stemmen van honderden gelovigen, gekomen om Eucharistie te vieren, om de Heer te ontmoeten. Die gekomen is en die komt en die zal komen!. Je merkt; het heeft wel indruk gemaakt.

Zo’n ervaring laat zich moeilijk rijmen met de neoliberale uitingen van zelfs bewindslieden in ons land, dat geloven mag, als je het maar achter de huisdeur doet. Dat maakt in elk geval duidelijk, dat mensen die dit beweren, er niets van begrijpen. Ik ben een gelovig mens of niet en dat verandert niet als ik de straat op ga. Ik val niemand lastig, maar ik wil mijn overtuiging ook niet verzwijgen of verbergen.

Dat mensen zich uitroepen tot atheïst, dus tot godloze, is hun zaak. Als ze maar niet verwachten dat een gelovig mens daarbij staat te klappen.

Want het gaat om heel wat meer dan een simpele mening. Het gaat om een groot gemis dat blijvend is.

Mensen die de levende God, hun Schepper, hebben ontmoet in hun leven, weten zich gedragen door hun vertrouwen en hun uitzicht op een hoopvolle toekomst.

Dat geloof overleeft de eeuwen en onze huidige cultuur vertoont tekenen, dat

God zich niet laat verdringen, maar dat Hij mensen blijft zoeken. Ondanks de beweringen van wetenschappers die het allang beter weten. Maar die geen raad weten met wat mensen beweegt en waar mensen naar verlangen diep in hun hart.

De Geest die waait als de wind is ook moeilijk te grijpen en evenmin te meten.

Maar plotseling is het er weer als een vuur, een veenbrand, verborgen maar niet minder aanwezig.

In Amsterdam hebben verlichte geesten bedacht dat de Sinterklaas van de intocht geen kruis op zijn mijter mag dragen. Wat een gotspe. Om de moslims niet te kwetsen zegt men en al die anderen die onze hoofdstad bevolken. Alsof de heilige Nicolaas, ooit bisschop van Myra, in het huidige Turkije, aanstoot zou geven door een soort versiering op zijn mijter.

Terwijl zijn gehele outfit, van albe, stola, mantel en kromstaf een confectie uitvoering vormt van de bisschoppelijke liturgische kleding. Overigens is er met die mijter geen probleem. Daar zitten wij niet mee want er staat nergens voorgeschreven hoe de versiering er uitziet. Als het maar eenvoudig blijft en smaakvol. Breng dit het Amsterdamse stadsbestuur maar eens bij!

Terwijl ik deze onzin van mij afschrijf, schiet mij een verhaaltje uit Rusland te binnen. De bolsjewieken verboden na de revolutie alles wat met godsdienst te maken had, vermoordden mensen, zonden ze in ballingschap, vernielden kerken en kloosters, plaatsen van gebed waar mensen generaties lang hun toevlucht hadden gezocht en hun geloof in- en uitzongen. Ook werd het volk in het hoofd gedreund, dat God een verzinsel was en dus niet bestaat. Maar de mensen waren niet in paniek. Zij kenden Nikola de Barmhartige, dat is onze sinterklaas, die ook niet is weg te krijgen en ze zeiden tot elkaar: ‘we hebben Nikola nog’.

De heilige Nikola is de oude man die ’s nachts door Rusland trekt en doet wat wij vermeld vinden bij de zeven werken van barmhartigheid. Hij komt aan een ziekbed, laat ergens een brood achter, komt zelfs in de gevangenis en op plaatsen waar geen mens zich waagt, Verkleumde stumpers van mensen vinden in de zwarte winternacht een grote takkenbos voor de deur en soms zijn er wat roebels die uitkomst bieden. Wij hebben Nikola nog!.

Daar konden de bolsjewisten niet tegen op en dat is nooit gelukt, in al die jaren van smaad en onderdrukking.

Advent is ook mensenwerk. Wij werden daar weer van doordrongen in dat stadje in Duitsland waar je op de Christmarkt een halve meter braadworst kunt kopen en dat zal in combinatie met een pul bier, sommige mensen best smaken. En de prullaria die te koop worden aangeboden, ze doen er niet toe maar ze zijn nodig voor wat verdienste, om het gezellig te maken en de loop erin te houden

Maar er zijn ook leerlingen van het gymnasium met hun viool die muziek maken, Weihnachtsmuzik. Ze halen geld bijeen voor een goed doel, en ze zijn hartverwarmend. Net als dat kleine klasje meisjes met hun kerstliederen die zo vertrouwd in de oren klinken.

Advent mensenwerk! Jazeker, maar ik zeg liever, samen met God. Advent is de tijd die Hij geeft aan de mensen. Om verwachting te wekken, om de hoop te doen leven. God en mensen samen. Zoals wij dat ervaren in Ste Gertrudis, elke zondag weer opnieuw.

Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat al wie in hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe.

(Johannes 3,16 ).

Dag Roland, alle goeds!

.