Beste Roland,
Een jaar of wat geleden ontmoette ik in de zomer tijdens ‘Kerken kijken’, een bezoeker, niet zo jong meer, maar zeer belangstellend en met de nodige vragen.
Vroeger was de kerk toch anders dan nu? Er is inderdaad het een en ander veranderd aan de inrichting van de altaarruimte, er is een Jakobuskapel die we vóór 1986 niet kenden, nieuwe verlichting en wat mooie aanwinsten, zoals het beeld van Ste Gertrudis en van St.Maarten en niet te vergeten ons aloude Mariabeeld in de zijbeuk en zo duidelijk aanwezig in het schip van de kerk.
Ja, hij kende de kerk nog wel zo’n beetje van vroeger. Er was een herinnering aan Oud-Katholieke familieleden, maar dat was allemaal lang geleden.
Plotseling vroeg hij of dat nog wel gezongen wordt, een heel bijzonder lied uit de tijd voor kerstmis, een melodie die hij altijd onthouden heeft. Dauwt heem’len, wolken wijkt uiteen. We hebben het samen opgezocht maar hij wilde niet zingen. Hij kon niet meer zingen, zei hij, vroeger wel. Hij woonde allang niet meer in Utrecht, anders zou hij wel eens komen. Om oude herinneringen op te halen. Of om meer?
Deze ontmoeting schoot mij weer te binnen toen wij afgelopen zondag dit inderdaad prachtige lied zongen. Koor en gemeente, vrouwen en mannen en een gemeente die het refrein uit het hoofd kent en anders het dezelfde ochtend aanleerde.
Ik weet nog heel goed van vroeger dat de mensen erop zaten te wachten, Dauwt heem’len voorgezongen door een mooie vrouwenstem. De laatste woorden waren Ik ben de Heer, uw God en Heiland, de Heilige van Israel, uw Zaligmaker.
Jij zult het vast en zeker ook nog wel kennen en zeker herkennen als je het weer hoort.
Het is een responsorium, een liturgisch gezang Rorate coeli desuper, een recitatief en een refrein dat vijfmaal herhaald wordt. Vijf is het getal van het Verbond dat God gesloten heeft met zijn volk en daar beroepen wij ons op in de Advent. Dat Hij toch mag komen, dat Hij zijn belofte waar zal maken en dat het ten laatste goed zal komen, met de wereld, met de ganse schepping en zeker met de mensen, Gods bondgenoten. ‘Geef me de vijf’, heb ik mensen wel eens horen zeggen en dan is het afgesproken, daar kan je staat op maken.
Je kunt zeggen, wat heeft dit er mee te maken, het is aardig en meer niet.
Maar als we zien naar de achtergrond van deze gezongen tekst, is het meer dan aardig. Het is een citaat uit de profetie van Jesaja, hoofdstuk 45,8, een gedeelte waar je veel vragen bij kunt stellen. God spreekt in dit koningsorakel tot de Perzische koning Cyrus, in de bijbel Kores genoemd. Tot verbijstering van de latere rabbijnen wordt deze vorst van de ballingschap Messias genoemd, een verlosser van het volk Israel. Een heidense vorst word door God de hand gereikt en gezien als bondgenoot om het volk weer aan een hoopvolle toekomst te helpen. God spreekt tot Kores en hemel en aarde worden erbij geroepen om gerechtigheid voort te brengen. God zoekt ook buiten zijn uitverkoren volk de instrumenten van zijn heil!
De grote kerkvader Hieronymus ( 420 gest. in Bethlehem) noemde deze woorden van Jesaja een Messiaanse profetie. Dat verklaart ook waarom Dauwt heem’len zo’n belangrijke plaats inneemt in de westerse liturgie van de Advent. De introïtus van de vierde zondag is ontleent aan de Jesajatekst 45,8 met woorden uit psalm 145: de belofte dat de Heer nabij is voor elk die Hem aanroept (OKG 377). Dan is het bijna kerstmis. In de Alpenlanden bestond het gebruik dat men bijna dagelijks de mis vierde met het Rorate als thema. Kennelijk zit het diep!
Ons gezang heeft een eigen geschiedenis. Ons vorige gezangboek vermeldt dat heet voorkomt in Appendix ad Graduale Romanum Ultrajecti, de Utrechtse uitgave van dit liturgische boek. De Latijnse tekst is vertaald door Andreas van der Schuur, de vertaler ook van de bijbel, uitgegeven in de achttiende eeuw, zeer verbreid binnen de Oud-katholieke kerk. En ons huidige boek tekent aan dat de tekst wordt toegeschreven aan Pierre de Bérulle en dat is weer iemand die te maken had met de kring rond Port-Royal.
Het is boeiend om na te gaan welk spoor een bepaald lied of gezang heeft getrokken door de eeuwen heen. En steeds weer tot klinken komen.
En dan meld ik je nog de publicatie van een uiterst belangrijk stuk, dat door de zorg van de Nederlandse Zendingsraad in vertaling is verschenen en in de reeks Kerkelijke documentatie, jaargang 39 nummer 9, is opgenomen. Het wil zijn een Christelijk getuigenis in een multireligieuze wereld en het geeft Aanbevelingen voor gedrag.
Het is tot stand gekomen in een gezamenlijke arbeid van de Wereldraad van kerken, de Pauselijke dialoogcommissie PCID en de Wereldwijde Evangelische Alliantie. In dit stuk worden twaalf aanbevelingen gegeven en de samenstellers spreken de hoop uit, dat kerken en organisaties deze zullen gebruiken om eigen passende richtlijnen te ontwikkelen. Vijf jaar lang is er gewerkt om dit document te produceren en overtuigend bruikbaar te maken voor de huidige praktijk.
Het is immers een bekend feit dat er spanningen bestaan tussen volken en gemeenschappen met verschillende godsdienstige overtuigingen en dat er een verscheidenheid bestaat in opvattingen van het christelijk getuigenis.
Ook mensen die geen religie aanhangen wil men bereiken en de hoop leeft dat de kerken daartoe eigen passende richtlijnen zullen ontwikkelen in de geest van dit gezamenlijke document.
De preambule zegt: Zending behoort tot het wezen van de kerk. De verkondiging van het woord van God en het getuigenis ten overstaan van de wereld zijn essentieel voor elke christen. Tegelijkertijd is het noodzakelijk om dit te doen in overeenstemming met de grondbeginselen van het evangelie, met respect en liefde voor alle mensen.
De twaalf aanbevelingen vormen een indrukwekkende opsomming en uitwerking, een basis van christelijk getuigenis. Het is voor christenen een vreugde en een voorrecht om verantwoording af te leggen van de hoop die in hen is, in zachtmoedigheid en respect. De eerste Petrusbrief (3, 15) vormt een zeer vroeg christelijk getuigenis, in navolging van Jezus Christus die in het evangelie (Johannes 18, 37) de eerste getuigen wordt genoemd. Zoals de Vader de Zoon zond in de kracht van de Heilige Geest, zo worden gelovigen gezonden om in woord en daad te getuigen van de liefde van de Drie-enige God. In een lange traditie van tweeduizend jaar hebben christenen zich ingezet om de weg van Christus te volgen door het goede nieuws van Gods rijk te delen.
In een pluralistische wereld behoort daartoe ook de dialoog met mensen uit andere godsdiensten en culturen. Ook wordt niet verzwegen dat in sommige situaties het moeilijk is te leven volgens het evangelie. Verkondiging wordt verhinderd of zelfs verboden. En dat niet alleen in landen die totalitair worden geregeerd, maar ook in mildere vorm daar waar het seculiere denken de samenleving tekent.
De kerken worden opgeroepen om relaties van respect en vertrouwen te bouwen met mensen uit alle godsdiensten in het bijzonder op het institutionele niveau. Dit kan nieuwe kansen bieden, vooral in die landen waar jaren van spanning en conflict diepe argwaan en geschonden vertrouwen hebben achtergelaten.
Lijkt dit alles voor ons als gewone gelovigen te hoog gegrepen, de twaalf aanbevelingen bieden genoeg concrete mogelijkheden om bewuster te gaan leven in overeenstemming met het evangelie. Het vormt ook een goed uitgangspunt voor gespreksgroepen binnen de parochie om met deze vormen van navolging bezig te zijn.
Al doende bedenk ik Roland, hoe we op ongedachte wijze weer uitkomen bij de Adventsverwachting, bij die tekst uit Jesaja en die Perzische koning Cyrus, die Kores wordt genoemd en die door God wordt ingezet om verlosser te zijn, hoop te bieden en nieuwe toekomst te bieden. Dauwt heem’len, wolken wijkt uiteen.
Om dat te kunnen zien moet je eigenlijk naar buiten, hoe mooi en geborgen ons kerkgebouw zich vertoont. Nu het kerstmis wordt, duister en regen, stormwind en kou en dat andere dat door alles heen breekt: Een Heiland is ons geboren, een Zoon is ons gegeven en de heerschappij rust op zijn schouders.
Wie daaruit kan leven, wordt een pak afgenomen en dan wordt het leven verdraaglijk.
Dag Roland, alle goeds!