Brief aan een goede vriend (37)

Beste Roland,

Halverwege de Advent vieren wij komende zondag de zondag Gaudete, naar de beginwoorden van de introïtus Verblijdt u in de Heer te allen tijde, ik zeg nog eens, verblijdt u! Het zijn woorden uit de brief aan de Filippenzen, een korte brief die op naam staat van de apostel Paulus.

De schrijver schiet hier echt uit zijn slof, want wij kennen de apostel doorgaans als een ernstig man die ook wel streng kan overkomen.

De nieuwe Bijbelvertaling vervolgt met laat iedereen u kennen als vriendelijke mensen. En de introïtus vervolgt met laat het bekend zijn bij alle mensen hoe vriendelijk gij zijt ( 4,4-6).

De woorden staan in het meervoud en dat maakt duidelijk dat Paulus zich niet richt tot een enkeling, maar tot de gemeente, het volk van God ter plaatse.

En voordat wij snel gaan nadenken over vriendelijk zijn op commando en over de vraag of dat mogelijk is zonder vreselijk te huichelen, moeten wij bedacht zijn op de toevoeging in de Heer te allen tijde. De vriendelijkheid komt niet alleen maar voort uit ons karakter of ons humeur of de gevoelens die wij koesteren voor iemand, maar het wordt ons geschonken door de Heer. In de omgang met Hem ontstaan de gevoelens in ons binnenste, die een uitstraling krijgen naar de ander die wij ontmoeten.

Er zullen wel vormen van geloven zijn die dit niet belangrijk vinden. Strakke gezichten en een afwerende houding zijn dan kenmerken van het echte. Want zó denkt men over de Heer; als een strenge ongenaakbare God op afstand, die jou laat vallen als het zo uitkomt.

Wat ik wel weet, is dat de katholieke liturgie en het leesrooster, volop aandacht geven aan de oproep om vriendelijke mensen te zijn. In de Heer nog wel.

Op deze zondag Gaudete, nu kerstmis steeds dichterbij komt en wij ook in de kerk de neiging hebben nog wat dichter naar elkaar toe te schuiven. Het gaat in de liturgie, om de hele mens, lichaam, geest en ziel en in de viering mag dus ruimte zijn voor een beleving waarin wij ons volledig kunnen uiten.

Met elkaar en dat geeft de grenzen aan, maar bovenal de verbreding van de mogelijkheden, Vriendschap, vriendelijkheid betekent nu eenmaal: delen!

Het laat overeind dat wij gewone mensen zijn en dat wij soms heel wat hebben mee te sjouwen wat niet vrolijk stemt en kan veroorzaken dat we er niet al te vriendelijk uitzien.

Maar dit weten wij al te goed en bovendien zal Paulus het niet met grote letters hebben neergeschreven. Mensen, kijk toch uit, mensen weet waar je het vinden kunt, waar je een zo’n grote vriendelijkheid ontmoet dat je er helemaal van opklaart; altijd weer bij de Heer, beter gezegd, in de Heer.

Het gaat dus niet om een recept voor een goedkoop soort cultuurchristendom. Dan hebben wij het over een houding van mensen die God en de Kerk en de gemeenschap van gelovigen onbelangrijk vinden, die zich niet willen binden en het zelf wel uitzoeken. Het is een tijdsverschijnsel dat wij veel tegenkomen, het is niet van vandaag of gister. Het begint met randkerkelijkheid en het heeft vaak verdergaande gevolgen.

Cultuurchristendom is niet niks, mensen die zo leven willen ook graag vriendelijk zijn, aan goede doelen doen en in de kerstnacht naar de kerk gaan.

Maar de apostel schrijft de mensen aan en zó zal hij geregeld ook hebben gesproken, dat ze zich moeten verheugen, blij mogen zijn in de Heer en dan komen wij opnieuw uit bij de Advent, de welaangename tijd zegt het oude misboek, de tijd die nieuwe kansen geeft en nieuw uitzicht biedt als het gaat om de omgang met je geloof en met elkaar.

In dat woord vriendelijkheid ontdek ik dat wij de mensen in de parochie, de gemeenteleden –laten wij het daar even bij beperken- als vrienden mogen zien en dat wij als vrienden met elkaar willen omgaan.

Zo is het ook bij de leerlingen van Jezus begonnen. De vriendelijkheid is van apostolische oorsprong, omdat Paulus hierover spreekt, maar vooral door de woorden van Jezus die ons zijn overgeleverd in het Johannes evangelie (15, 14)

Jullie zijn mijn vrienden wanneer je doet wat ik zeg; hebt elkander lief.

En iets verder in de tekst jullie hebben niet mij uitgekozen, maar ik jullie en ik heb jullie opgedragen om op weg te gaan en vrucht te dragen, blijvende vrucht. (15, 16).

De leerlingen zijn uitgekozen om apostelen te zijn, mensen met een boodschap en zo heeft het woord van Jezus door de eeuwen heen ons bereikt Waardoor mensen tot vrienden worden, in de Heer . Zijn werk wordt onder ons voortgezet door de Geest, wij mogen leven in de Geest en ons laten leiden door de Geest.

In de vroegchristelijke gemeente heeft men dit verstaan en de mensen hebben zich moeite gegeven om zó te leven in de omgang met elkaar.

Het is door de bijstand van de Heilige Geest dat mensen blijvende vrucht kunnen dragen. De apostel Paulus vertelt ons in zijn bekende hoofdstuk uit de Galatenbrief (5, vooral de vss. 22-26 wat wij moeten verstaan onder die vrucht waarover Jezus spreekt en die de christenen vervuld zagen binnen de gemeente.

De vrucht van de Geest is liefde, vreugde en vrede, geduld, vriendelijkheid en goedheid, geloof, zachtmoedigheid en zelfbeheersing.

Die Galaten, afstammelingen van woeste Keltische stammen, waren geen gemakkelijke mensen en ze hadden moeite om niet volgens eigen begeerten te leven.

Paulus zegt aan het eind van dit hoofdstuk Wanneer de Geest ons leven leidt, laten wij dan ook de richting volgen die de Geest ons wijst. (NBV vs.25).

Ik bedenk dat ik nogal uitvoerig ben ingegaan op de gedachten die ons op de komende derde zondag van de Advent worden aangereikt. Vele miljoenen mensen zullen met ons op dit spoor worden gezet, in Europa maar ook daarbuiten.

Ik ben onder de indruk gekomen van de inspirerende redevoering die Pedro Zamora heeft gehouden aan het begin van de Synode van de Spaanse Evangelische kerk, eind november gehouden in Palma de Mallorca.

Hij signaleert dat de kerk moe en futloos is. Men lijdt aan spirituele armoede en dat in een tijd die wordt bepaald door economische problemen die het leven van talloze mensen dreigen te ontregelen. Vooral de jongeren die kansloos zijn en geen werk vinden, mensen die van kleine uitkeringen moeten leven en geen uitzicht op verbetering. Wat kan de kerk betekenen in zo’n hopeloze toestand, wat kan een kleine minderheidskerk in het grote Spanje en het nog grotere Europa aan inspiratie leveren zodat mensen niet volkomen het slachtoffer worden van de alledaagse problemen.

Een symptoom van spirituele armoede is dat de Geest van God ons niet langer enthousiast maakt. Echte spiritualiteit reikt verder dan alles wat vaag en onafgebakend is, zoals de kerk niet groeit door het opstellen van plannen om meer leden te werven, maar door een vernieuwing van de Geest. Een leven uit kracht van de Geest. Steeds weer verliefd worden op Jezus en elkaar laten delen in die liefde, zegt Pedro Zamora. Hij noemt in het Spanje van vandaag de bereidheid om te delen de thermometer van de spiritualiteit.

Vijf miljoen mensen werkeloos, 1.5 miljoen gezinnen heeft geen enkele vorm van inkomsten en dus ook niets te eten. Een land in crisis. Kerk wat zeg je van je toekomst?

Wij houden zondag onze Adventsmaaltijd na afloop van de Eucharistieviering. Als teken dat wij met elkaar onderweg zijn naar kerstmis. We zullen artikelen inzamelen voor de voedselbank waar ook in Utrecht veel mensen van afhankelijk zijn. De kerken spreken over armoede in Nederland, niet zo erg als in Spanje, maar het is wel onder ons. De regering zegt; er zijn lage inkomens maar er is geen armoede in ons land. Dat klinkt heel veel mensen niet vriendelijk in de oren. Omdat de werkelijkheid anders is. We gaan morgen toch maar naar de kerk om andere dingen te horen en andere dingen doen.

Dag Roland, alle goeds!