Eindelijk zijn we in zijn tempel.
Die prachtruimte waar hij steeds weer naar toe moest om te kunnen zingen.
Want als hij zong, geloofde hij.
Eindelijk begrijp ik wat hij daarmee bedoelde.
Hier knielen we, zingen en bidden we. En knielen opnieuw.
Zelf ligt hij voorin zijn zo geliefde kerk.