Aanstaande maandagmiddag, 8 juli promoveert de oud-katholieke theoloog Marco Derks in Utrecht op de wijze waarop er in de publieke ruimte over homoseksualiteit en religie wordt gesproken. Michiel Bakker van het Reformatorisch Dagblad interviewde hem.
‘Homoseksualiteit en christelijk geloof: geregeld laait daarover een maatschappelijk debat op. Hoe verlopen zulke discussies? „Sommige christenen spreken met geen woord over lhbt-personen die slachtoffer zijn van discriminatie”, zegt promovendus Marco Derks.
Een christelijke organisatie komt in het nieuws omdat haar hulpverlening gericht zou zijn op het genezen van homoseksualiteit. Of een ambtenaar wil niet betrokken zijn bij de huwelijkssluiting van twee mensen van hetzelfde geslacht. Een storm van politiek en maatschappelijk protest is het gevolg.
Marco Derks (38) analyseerde de beeldvorming over homoseksualiteit en christelijke religie in publieke debatten. Hij bestudeerde onder meer de discussie over gewetensbezwaarde trouwambtenaren, die in 2007 oplaaide. Ook belicht hij in zijn dissertatie, waarop hij maandag aan de Universiteit Utrecht promoveert, de politieke en maatschappelijke ophef die in 2012 ontstond over de christelijke hulpverleningsorganisatie Different, onderdeel van Tot Heil des Volks.
Derks vindt het opmerkelijk dat sommige orthodoxe christenen zich in dergelijke discussies als „de werkelijk gediscrimineerde minderheid” beschouwen. „De evangelische hulporganisatie Different is meer dan eens beschuldigd van het aanbieden van een therapie gericht op genezing van homoseksualiteit. Als er vanuit de samenleving of de overheid kritiek kwam op haar werkwijze, frameden Different en de toenmalige directeur van Tot Heil des Volks dat als een aanval op christenen vanuit de ‘homolobby’ of de ‘politiek correcte elite’, zoals ze dan zeiden. Inmiddels is er een nieuwe directeur en is de website van Different grondig herzien.”
Ook in de discussie over gewetensbezwaarde trouwambtenaren kropen christenen soms in een slachtofferrol, analyseert Derks. „De gedachte was: wij mogen als christenen niet meer de opvatting hebben dat het huwelijk alleen is bestemd voor man en vrouw. Sommigen hadden vervolgens de neiging te grijpen naar de mogelijkheid van juridische of wettelijke bescherming, door bijvoorbeeld in een wet vast te willen leggen dat er ruimte is voor gewetensbezwaarde trouwambtenaren.”
Hoe beoordeelt u die houding?
„Je kunt je als christen slachtoffer voelen van politieke of maatschappelijke ontwikkelingen. Sommige christenen benadrukken dat sterk, terwijl ze met geen woord spreken over de manier waarop lhbt-personen slachtoffer zijn van discriminatie. Bij mijn weten komt het in Nederland niet voor dat christenen vanwege hun geloof in elkaar worden geslagen, terwijl homo’s dat wel meemaken vanwege hun homo-zijn. Ik vind het opmerkelijk wanneer christenen benadrukken dat zij worden gediscrimineerd vanwege bepaalde opvattingen, maar tegelijkertijd geheel voorbij gaan aan het leed dat lhbt-personen wordt aangedaan.”
Recent ontstond een heftig publiek debat over de Nashvilleverklaring. Wat viel u daarin op?
„Als ik een hoofdstuk zou moeten toevoegen aan mijn dissertatie zou dat hierover gaan. In eerste instantie verbaasde ik me erover hoe hard het er in de discussies aan toe ging. Maar het is wel begrijpelijk. Een groep orthodoxe christenen en een groep seculiere verdedigers van seksuele diversiteit zijn elkaars favoriete vijanden. Af en toe botsen ze. Dan roept de een wat en de ander reageert. Daarbij kunnen beiden aan hun eigen achterban laten zien dat hun standpunten van belang zijn.”
Hoe kunnen „favoriete vijanden” op een goede manier met elkaar in gesprek gaan over homoseksualiteit?
„Er is natuurlijk meer diversiteit onder de deelnemers aan het debat dan alleen de twee uitersten. Zo waren er orthodoxe christenen die afstand namen van de Nashvilleverklaring. Ik gebruik de uitdrukking favoriete vijanden vooral als een spiegel: als we elkaar primair als vijanden beschouwen, welke effect heeft dat dan op de discussie, en is dat wat wij willen? Dat heeft onder meer te maken met termen die je gebruikt. Begrippen als transgenderlobby of -hype zijn bijvoorbeeld stigmatiserend, net zoals dat geldt voor de term weigerambtenaar.”
Welk advies hebt u voor orthodoxe christenen die meedoen aan het publieke debat over homoseksualiteit?
„Mijn vraag zou eerst zijn: Waarom wil je je in dat debat mengen? Ik hoor op symposia wel eens sprekers zeggen: „Ik ben gevraagd om het orthodox-christelijke geluid te laten horen.” Is dat een doel op zich? Ik zou zeggen: Neem alleen deel aan het debat als je vindt dat je inhoudelijk iets te zeggen hebt. En begin dan niet zo: „U zult het wel niet met me eens zijn, maar…”
Vraag je ook af wat je met jouw bijdrage aan het debat wilt bereiken en welke gevolgen dat kan hebben. Als je vindt dat homoseksualiteit in strijd is met de Bijbel, wat kun je dan doen om ongewenste effecten van jouw boodschap op lhbt-personen, al dan niet uit christelijke kring, tegen te gaan? Stel dat deze mensen zich door jouw bijdrage beschuldigd of bedreigd voelen. Is dat wat je wilt? En als je dat niet wilt, wat kun je dan doen om dat te voorkomen? Laat op z’n minst duidelijk merken dat je de ervaringen van lhbt-personen in je eigen christelijke gemeenschap kent.”’