Handboek Religie in Nederland en oprichting expertisecentrum Religie en Samenleving
De presentatie van dit nieuwe handboek vond plaats op 20 november 2008. Het eerste exemplaar werd overhandigd aan de minster van Justitie: Ernst Hirsch Ballin. Hij vond het een genoegen om het eerste exemplaar in ontvangst te nemen. Bij díe gelegenheid hield hij onderstaande toespraak.
Inleiding: religie en maatschappij in het huidige tijdperk
“Religie houdt de gemoederen sterk bezig”, zo luidt de eerste zin van de vooraankondiging van deze conferentie. Een understatement, zou ik zeggen. Religie is sinds eind jaren negentig weer volop onderwerp van discussie. Wat is de verhouding tussen religie en samenleving? En hoe zou die moeten zijn? Welke invloed heeft religie, in diepere zin, op ons samenleven? Vanuit de maatschappij bekijkt men religie op verschillende manieren. Soms positief, soms met verwondering, maar soms helaas ook met enige argwaan. Er lijkt een afstand te bestaan tussen religie en samenleving, alsof het twee verschillende werelden zijn. En hoewel iedereen een mening heeft over de rol van religie binnen de maatschappij, wordt de discussie niet altijd even genuanceerd gevoerd. Daarin ligt voor ons een grote uitdaging: om vooroordelen te overwinnen en ons in de achtergronden van een ander te verdiepen, ongeacht of die achtergrond nu religieus is of niet. Want vaak wordt argwaan gevoed door onwetendheid. De mens vreest het onbekende. Of op z’n Nederlands gezegd “Wat de boer niet kent, dat eet hij niet.”
Gelukkig proberen mensen op verschillende manieren een brug te slaan tussen religie en samenleving. In oktober werd bijvoorbeeld het symposium ‘geloven in orgaandonatie’ georganiseerd in Rotterdam. Daar bespraken vertegenwoordigers van het christendom, het jodendom, de islam en het hindoeïsme het doneren van organen door gelovigen. De belangrijkste boodschap van die conferentie: religie hoeft zeker geen belemmering te zijn om je als donor te laten registeren. Kerkgenootschappen stimuleren een interreligieus dialoog en moslimgemeenschappen nodigen andersdenkenden uit voor het bijwonen van Iftarmaaltijden. Deze initiatieven zijn te prijzen, omdat ze zorgen voor meer begrip, kennis en acceptatie voor alle deelnemers. En dat verkleint uiteindelijk de afstand tussen religie en samenleving.
Een andere manier om deze afstand te verkleinen, is het verhogen van het kennisniveau. Met het “Handboek Religie in Nederland” heeft FORUM het onderwerp van religie in de maatschappij op een wetenschappelijke wijze benaderd. Het belang van deze genuanceerde benaderingswijze valt niet snel te overschatten. Het staat immers buiten kijf dat religie een belangrijke factor kan zijn voor de positionering van een individu in de samenleving. Dit is echter niet het enige onderwerp waarover de auteurs in het Handboek zich hebben gebogen. Een andere interessante vraag die wordt behandeld, is hoe de overheid religie zou moeten benaderen. Daar zou ik graag kort op in willen ingaan: is er ruimte voor de overheid om haar beleid af te stemmen op religie? En zo ja, hoe?
Benadering van religie door de overheid
In Nederland staat, evenals in veel andere landen, het beginsel van scheiding tussen kerk en staat voorop. Maar bij deze scheiding zijn vele varianten mogelijk. Variërend van een min-of-meer absolute scheiding, zoals de Franse “laïcité” tot het hebben van een staatsgodsdienst, zoals in Griekenland. De concrete invulling is voor Nederland onder andere historisch bepaald en kan door gewijzigde maatschappelijke opvattingen veranderen. De vrijheid van godsdienst en levensovertuiging die onder meer in artikel 6 van onze Grondwet is vastgelegd houdt in dat de overheid:
-
zich niet mengt in de inhoudelijke discussie over (godsdienstige) belijdenis;
-
zich niet bemoeit met de organisatie en inrichting van de geloofsgemeenschappen;
-
de verschillende godsdiensten en levensovertuigingen gelijk en gelijkwaardig behandelt;
-
zich tegenover het al dan niet aanhangen van een godsdienst of levensovertuiging neutraal opstelt;
-
geen zuiver godsdienstige of levensbeschouwelijke normen mag opleggen of bij het nemen van beslissingen mag hanteren;
-
en geen eisen stelt aan de godsdienst of levensbeschouwing van een persoon bij benoemingen.
Op beperkte schaal mag de overheid zich bezighouden met religie, zolang de eerder genoemde regels maar in acht worden genomen. Nederland kenmerkt zich, om in de woorden van Vermeulen te spreken, door een “pluralistische coöperatie”. Dit houdt in dat de staat zich niet bemoeit met religie in de privé-sfeer, maar wel mag voorzien in de mogelijkheid dat religieuze en levensbeschouwelijke organisaties activiteiten van algemeen maatschappelijk belang opntplooien. Zo kunnen subsidies worden verstrekt aan godsdienstige monumenten met een bepaalde culturele waarde en biedt de staat de gelegenheid voor onderwijs op religieuze grondslag. Belangrijk is dat de Nederlandse overheid de vele religies die ons land rijk is op gelijke voet benadert, bijvoorbeeld bij het financieren van wetenschappelijke opleidingen. Daarbij mag de overheid zeker kwaliteitseisen stellen. De grens ligt echter bij het stellen van eisen over de inhoudelijke invulling. Daar dient de overheid zich van te onthouden.
De rol van religie in het beleid
Er blijft dus genoeg ruimte over voor een actief beleid ten aanzien van het religieuze domein. Maar hoe moeten we deze ruimte invullen? Er bestaat grote behoefte aan expertise over de benadering van religie door de overheid, zowel op lokaal als op landelijk niveau. Het expertisecentrum Religie en Samenleving, dat vandaag wordt opgericht, gaat nu in deze behoefte voorzien. Dit centrum zal een eigen plaats innemen naast bestaande instellingen, zoals het Centrum Kerk en Recht aan de Vrije Universiteit te Amsterdam en de ontwikkeling die gaande is binnen de Vereniging van Nederlandse Gemeenten om gemeentelijk religiebeleid (verder) te ontwikkelen. Een goede samenwerking tussen deze initiatieven lijkt mij een volgende stap in versterking en verbetering van het overheidsbeleid, meer in het bijzonder daar waar dit beleid maatschappij én religie raakt.
Daarnaast geldt vanzelfsprekend dat de vrijheid van godsdienst haar beperkingen kent in de wet. Geweld, bedreiging en discriminatie, op basis van welke motieven dan ook, zijn niet toegestaan en onacceptabel. Aan de andere kant mag het ook niet zo zijn dat mensen louter om hun godsdienst worden achtergesteld of beledigd. Waar de wettelijke grenzen van de vrijheden van godsdienst en meningsuiting precies liggen, is een voortdurend proces dat fluctueert en verandert met de tijd. Welke wettelijke grenzen we in dit opzicht nader zouden moeten bepalen, is zelfs onderwerp van actuele politieke discussie.
Wat mijzelf betreft mag er geen misverstand over bestaan dat religie en samenleving geen gescheiden werelden zijn. Zij zijn onlosmakelijk verbonden, vervlochten, vermengd. In het bijzonder in onze Nederlandse samenleving, die eeuwen geleden ontstaan is vanuit een strijd tegen een overheerser die ons één godsdienst probeerde op te leggen en andere te verbieden.
Nederland heeft op dit gebied een respectabele traditie, die daarin bestaat, dat verdraagzaamheid jegens een ander en zijn persoonlijke opvattingen het cement van de samenleving vormt. Uiteraard zolang diegene zich aan de wet houdt. Onze kracht heeft altijd gelegen in het bespreken van problemen, het samen vinden van een oplossing en het aanwenden van onze verschillen als dynamiek om vooruitgang te boeken. Deze wijze van omgaan met problemen heeft ons land veel goeds gebracht en ik ben ervan overtuigd dat dit ook in deze onzekere tijden, de enige manier vooruit is. Hiervoor is wel vereist dat we alle standpunten aanhoren en serieus nemen. Respect voor de menselijke waardigheid zonder onderscheid is het uitgangspunt. Je kunt dat zowel een vrijzinnig als een godsdienstig uitgangspunt noemen. De meeste godsdiensten proberen immers gestalte te geven aan de gedachte dat men de ander moet behandelen zoals men zelf behandeld wil worden. De kernwaarden van onze rechtsstaat vormen de juridische basis om daaraan uitvoering te geven. Expertise om in de praktijk oplossingen te geven voor de problemen van alledag, waarbij die kernwaarden in acht worden genomen, is daarbij zeer welkom.
De relatie tussen religie en samenleving is al sinds tijden onderwerp van discussie. Het gaat er vooral om hoe we met deze discussie omgaan.
Er ligt een grote uitdaging voor de overheid, de burger en godsdienstige instellingen, kortom: ons allen, om de nuance in de discussie terug te brengen én om maatschappij en religie in de juiste relatie te beschouwen. Ik denk dat het Handboek Religie in Nederland aan dit streven zal kunnen bijdragen. Het is mij dan ook een genoegen om het Handboek in ontvangst te mogen nemen.