In de bundel met alle liederen van Willem Barnard ‘In wind en vuur’ – gepresenteerd op 23 april in de Sinte Gertrudiskathedraal – komt sporadisch het woord God voor. Ook bij andere dichters van dezelfde generatie, zoals de onlangs overleden Huub Oosterhuis, is dat het geval.
Als je dan over God spreekt, dan bij voorkeur over God in mensengedaante als een levende gestalte, die tot jou spreekt van mens tot mens. In Jezus natuurlijk, dat Woord dat met typische Barnardwoorden ‘uit de mond van de aarde’ is opgestaan. Het mag over God gaan, maar dan als een gewoon mens, iemand zoals jij en ik, levend op de aarde, die zichzelf niet te hoog acht om na zijn opstanding te vragen om een moot gebakken vis!
Wat mijn IJmuidense hart altijd goed doet, als ik dat evangeliegedeelte lees. Dit terzijde.
De reden, waarom de dichters wat huiverig doen bij God als Allerhoogste en de Almachtige, is de ervaring die hun generatie heeft met de rol van religie in de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog en de gevolgen ervan.
Huub Oosterhuis zag de Joden uit zijn straat weggevoerd worden. Willem Barnard moest tijdens de oorlog in Duitsland werken.
Na de oorlog was duidelijk: dit nooit weer. Als we de stem van de God van Israël weer willen horen – die spreekt, optreedt ten dienste van de vervolgde, die bevrijdt en zich buigend ontfermt over de zwakke medemens – dan moeten eerst die andere goden zwijgen. Deze woorden verwijzen naar het bekende Boek van de theoloog Miskotte ‘Als de goden zwijgen’.
De dichters en theologen stelden hun talent, dat is hun geschreven woord in boeken, artikelen en gedichten, ten dienste aan het ontmythologiseren van het christelijk geloof. Nooit meer mocht een mythisch heldendom van Germaanse goden gepaard gaan met een christelijk triomfalisme, dat voortkomt uit de gedachte van superioriteit boven het jodendom.
Onlangs hebben mijn broers en zus en ik een doos gevonden waarin brieven en dagboeken bewaard zijn gebleven van de arbeidsdienst van onze vader. Veel van wat wij daaruit lazen heeft onze vader nooit aan ons verteld: over zijn arbeid tijdens de bombardementen van geallieerden en mensen die vlak bij hem zijn doodgeschoten.
Maar ook daarin lezen we niets over de schaamte om te werk gesteld te zijn geweest. Niets over de angst om zelf het leven te laten bij een van die bombardementen.
Die gevoelens moeten er toch geweest zijn. Ik zocht daar naar om dat beeld van heroïek en heraldiek, van vlagvertoon en andere symboliek van de natie, die je tegenwoordig weer vaker ziet verschijnen, te nuanceren.
Ik begrijp in ieder geval iets beter de gevaren van een godsdienst waarin God voor het karretje wordt gespannen van volken en leiders die zich superieur wanen boven anderen.
Binnenkort is het 4 en 5 mei.
Laten we waakzaam blijven en de geschiedenis blijven nuanceren. En niet te hoog opgeven over God. Het zou wel eens een mythe kunnen zijn, die wij zelf hebben bedacht. Een beeld waarin we meer van onszelf leggen, dan van de ware G’d. Met alle nare gevolgen van dien.
Pastoor Henk