Boven de deur van het oud-katholieke schuilkerkje in het centrum van de domstad bevinden zich twee kleine vierkante raampjes. Ooit bespiedden waakzame gemeenteleden de singel, beducht als ze waren voor de protestantse politie.
Het balkonnetje waarop de wachter zat, is verdwenen. De raampjes zijn er nog, al kijken ze niet meer uit op de straat. Een moderne ontmoetingsruimte verbindt het schuilkapelletje met de Ste. Gertrudiskathedraal. Deze kerk verrees tussen 1912 en 1914, toen de oud-katholieken in Utrecht zich niet meer hoefden te verstoppen.
Als de pastoor ruim honderd jaar geleden niet zo laks was geweest, had de schuilkerk er niet meer gestaan, weet de oud-katholieke gids Henk Bos, die naast de schuilkerk in het rustieke hofje de Mariahoek woont. “Hij had geen zin om de kapel af te breken.” Het kwam er ook niet meer van. De Gertrudiskapel is een van de best bewaarde exemplaren in Nederland.
Oorspronkelijk was de kapel het woonhuis van een kanunnik. Hij werd uit zijn huis gezet toen de Reformatie in de zestiende eeuw doordrong in Nederland. Ruim een halve eeuw later zag de overheid meer door de vingers. Diep in het geheim en op ongewone tijdstippen belegden de katholieken -toen nog niet oud-katholiek maar rooms- diensten. Vrome rooms-katholieke vrouwen gingen langs de huizen, klopten aan en gaven tijd en plaats door. Ze hielden er de naam “klopjes” aan over.
Schout
Volgens Bos wisten protestantse predikanten best wat er in het voormalige kanunnikenhuis gebeurde. In een brief aan de overheid schreven sommigen dat ze “een sterk vermoeden hadden dat er in het grote huis aan de Mariahoek paapse superstitiën” plaatshadden, aldus Bos. “Vervolgens werd de schout erop afgestuurd. Die deed voor de vorm een inval. Als de pastoor nog niet gevlogen was, zat de arrestant ’s avonds al weer thuis. Hiervoor was wel een vermogende parochiaan nodig, om de pastoor met enkele gouden dukaten weer vrij te kopen.”
De gemeenteleden lieten weinig heel van het huis. Ze sloopten zowel de muren als de plafonds eruit. Het interieur werd verschillende keren verfraaid. In de negentiende eeuw verdwenen oorspronkelijke elementen onder lagen witte en goudkleurige verf.
De kapel is begin jaren negentig gerestaureerd. De schilderingen die al in het kanunnikenhuis hadden gezeten, kwamen puntgaaf tevoorschijn. Bos: “Maandenlang hebben mensen hier op hun rug gelegen om met een mesje de verflaag eraf te krabben.”
Afwasje
De gids maakt voorzichtig een luikje open in een hoek van de altaarverhoging. In de nis die zichtbaar wordt, knippert een verweerd stenen engelenkopje tegen het daglicht. In het fonteintje eronder liet de geestelijke ooit het water lopen waarmee hij de wijnkelk had schoongemaakt. “Het water dat overbleef na dit heilige afwasje mocht niet zomaar met het gewone water het riool in”, zegt Bos. “Deze leiding loopt regelrecht de grond in.”
Toen het kerkje in 1914 overbodig werd, verhuisde een groot deel van het interieur naar de kathedraal ernaast. Het orgel bleek te klein en ging later naar hervormd Kockengen. Een ander deel -“topstukken van onschatbare waarde”- is te zien in het museum Catharijneconvent. Deze bezienswaardigheden stonden tot de jaren dertig in de schuilkerk die enige tijd in gebruik was als Oud-Katholiek Museum. Bos: “Wilde je ze zien, dan belde je aan bij de pastoor. Je betaalde een kwartje en kreeg de sleutel. Dat is nu ondenkbaar. De kerk zou in no time leeg zijn.”