Zeven succesfactoren voor groei van de parochie
Een goede interpretatie van de statistieken van het kerkbezoek is een hulpmiddel om een strategie uit te zetten voor kerkgroei. De cijfers kunnen helpen om de eigen strategie een duidelijke focus te geven.
Dat bracht rev. Canon Robert Warren, voormalig beleidsmedewerker voor evangelisatie in de Kerk van Engeland naar voren bij een presentatie bij de Raad van Kerken in samenwerking met de Nederlandse Zendingsraad. De anglicaanse geestelijke is een paar dagen in Nederland voor de introductie van zijn boek ‘Handboek gezonde gemeente’, een vertaling van het Engelse ‘The Healthy Churches Handbook’.
Warren heeft zelf 22 jaar als gemeentepastor gewerkt in Sheffield. Hij maakt daar een spectaculaire groei mee qua bezoekersaantallen in kerkdiensten. Hij ontdekte later als beleidsmedewerker voor evangelisatie dat er meer kleine kerken zijn in Engeland die groei kennen. Van de 260 gemeenten in Durham waren er 235 gemeenten die een teruggang kenden van zo’n 16 procent; maar er waren ook 25 gemeenten met een soortgelijke groei.
De groei vindt plaats onafhankelijk van de denominatie of het charisma van de predikant. Hij stelde zich de vraag waar de groei vandaan komt en kwam tot zeven succesfactoren. De zeven ijkpunten zijn:
1. Bewogenheid over de kern van het geloof.
2. Extraverte blik naar de locale gemeenschap.
3. Oprecht verlangen naar de wil van God te zoeken.
4. Bereid de kosten te dragen voor verdere groei.
5. Oriëntatie op gemeenschap.
6. Ruimte voor allen.
7. Focus op enkele punten boven aandacht voor alles.
Hij noemde het belang van een planmatige aanpak voor evangelisatie. Maar dat mag niet resulteren in een zich uitleveren aan managementtechnieken. Kernvraag blijft: ‘Wat wil God met ons’ en niet ‘wat doen wij met God’. Warren noemde het vocabulair van de kerken essentieel. Hij pleitte voor een updating van woorden die het visionaire en de verbondenheid met God uitdrukken, terwijl technische woorden als statistiek en ledentallen wel iets naar de achtergrond mogen verdwijnen.
Op de vraag hoe men tot vernieuwing kan komen, terwijl er in vele gemeenten twee groepen zijn die tegengesteld denken over vernieuwing, zei Warren: ‘Ik zie de gemeente als een gospeltrein’. De progressieve leden zijn de locomotief, de conservatieven zitten in de wagons. Je hebt de progressieven nodig om de veranderingen rationeel te onderbouwen. Je hebt de conservatieven nodig, omdat zij de kosten dragen.
Op de vraag of vernieuwing van onderaf moet komen of vanaf de top, reageerde Warren dat vernieuwing in de regel van de ‘grasroots’ komt. Grote kerken, aldus Warren, hebben de neiging om te sympathiseren met het establishment; kleine kerken sympathiseren eerder met armen en minder kapitaalkrachtigen. Ook van die kant geredeneerd, aldus Warren, is het belangrijk te letten op de kleinen in den lande.
Rev. Joop Albers, moderamenlid van de Raad van Kerken, ging in op de situatie in Nederland en werkte het voorbeeld uit van de jonge Anglicaanse Kerk in Amsterdam. In een introductie vertelde hij dat de Raad van Kerken in Nederland met diverse partners eerder zelf een uitgave heeft gepresenteerd getiteld ‘Over een andere boeg’. Daarin worden vijftien vindplaatsen van hoop in beeld gebracht; stuk voor stuk plaatsen met elan.
Wilber van Saane van de Nederlandse Zendingsraad sprak waardering uit voor de statistische aanzet van de strategie. Hij noemde het van belang voor de Nederlandse situatie om het onderscheid tussen verstedelijkt gebied en meer plattelands gebied in de gaten te houden. En hij zei in Nederland ook expliciet de situatie van de migranten bij de benadering van kerkgroei en kerkplanting te willen betrekken.