Ontstaansgeschiedenis

Hun ontstaan en ontwikkeling

Tijden van vervolging

Na het in 1580 uitgevaardigde verbod op de openlijke uitoefening van de katholieke godsdienst volgden in de stad Utrecht voor de gelovigen van de oude parochies chaotische jaren. Door het verlies van hun kerkgebouwen aan de protestanten raakten velen de weg kwijt. Er is weinig bekend over de locaties waar zij in het diepste geheim bijeenkwamen. De stedelijke overheid was eropuit hun vergaderingen te verstoren en hun priesters te vervolgen. In de loop van de 17e eeuw nam de intolerantie van het stadsbestuur af en konden de katholieken in hun schuilkerken ongestoord samenkomen, mits zij geen opzien baarden.

Ondanks het ongunstige klimaat heeft de katholieke zielzorg in de laatste tientallen jaren de 16e en de eerste tientallen jaren van de 17 eeuw in de stad Utrecht nooit geheel ontbroken. Verschillende uit hun kerken verdreven pastoors bleven er in het geheim wonen en vóór 1600 waagden zich alweer ordesgeestelijken, onder meer jezuïeten, dominicanen en franciscanen, in de stad.

De katholieke kerk krabbelt weer op

De eerste die het organisatorisch verband van de zielzorg door de seculiere geestelijken (de parochiepastoors, in tegenstelling tot de ordesgeestelijken) in Utrecht trachtte te herstellen, was de apostolisch vicaris Sasbout Vosmeer. Hij verdeelde de stad in acht staties, vier binnen en vier buiten de wallen. Tevens stelde hij in deze staties pastoors aan.

De vier staties in de binnenstad waren:

1.      Sinte Gertrudis in de Mariahoek (of: in de Hoek, of: in de Driehoek van Sinte Marie, genoemd naar de middeleeuwse Mariakerk die tot begin 19e eeuw aan de Mariaplaats stond en toen is afgebroken vanwege de bouwvallige staat). Deze statie diende als opvang voor verdrevenen uit de middeleeuwse Geertekerk.

2.      Sinte Marie aan het Achter Clarenburg. Een schuilkerk in het oude middeleeuwse huis Clarenburch voor “verbannen” oude katholieken uit de Buurkerk. Deze kerk was aan Maria  gewijd en werd Sinte Marie Tenhemelopneming, maar ook Maria Minor genoemd. Dit in tegenstelling tot de “grote” Mariakerk, zoals eerder vermeld.

3.      Sint Jakobus in de Drakenburgsteeg die als uitwijk diende voor de katholieken die niet langer in de protestant geworden Jacobikerk konden blijven.

4.      Sint Nicolaas achter de Wal (of bij de Lolle- of Cellebroederstraat, bij de Latijnse school, bij de Hieronymusschool) voor degenen die niet meer in de Klaaskerk terecht konden.

De vier staties buiten de stadswallen bevonden zich:

1.      buiten Wittevrouwen

2.      buiten Tolsteeg

3.      buiten de Weerd

4.      buiten Catharijne

In 1623 kwam de statie van Sint Servaas ook in handen van de wereldgeestelijken.

Onder apostolisch vicaris Philippus Rovenius (1614-1651) werd in 1645 de statie van Sinte Marie op de Kamp (of aan de Nieuwegracht) gesticht om de statie van Sinte Marie Achter Clarenburg te ontlasten. Deze statie stond ook bekend onder de naam van haar schuilkerk Soli Deo Gloria.

Hoveniersparochie

De statie van Sint Jakobus buiten de Weerd schijnt pas halverwege de 17e eeuw tot een zelfstandige statie te zijn uitgegroeid. In 1643 kreeg zij haar eerste pastoor. Voordien kerkten de katholieken uit de Weerd in de Drakenburgsteeg. De trek naar buiten de stadswallen was te verklaren uit het beroep van de meeste parochianen van Sint Jakobus, namelijk dat van hovenier. Als groenteleveranciers werden zij door de stadsuitbreidingen steeds verder van de stad verdreven. Waren zij eerst op hun akkers direct tegen de singelgracht aan werkzaam in de huidige Koekoeksbuurt, de Otterstraat en het Zwarte Water, in de 19e eeuw waren ze gedwongen uit te wijken naar de Lauwerecht, Pijlsweerd, Hoogelanden, Hogenoord en Lagenoord. Nog weer later kwam in de 20e eeuw een verhuisbeweging op gang naar het Zandpad, het Ondiep, de Klop, Zuilen, Maarssen, Westbroek, Blauwkapel, Groenekan en Vleuten. Desalniettemin bleven de parochianen trouw aan hun steeds verder weg liggende kerk.

In 1646 richtte Rovenius het Collegium Pastorum Ultrajectensium op. Dit college van Utrechtse pastoors werd na 1723, na de breuk met Rome, door de oud-katholieke pastoors voortgezet en bestaat nog steeds.

Onafhankelijk van Rome

In 1723 sloten zich zes van de bovengenoemde staties aan bij de oud-bisschoppelijke clerezie, in feite een nieuwe katholieke kerk, die ontstond toen er met Rome niet tot overeenstemming kon worden gekomen over het aloude recht van de katholieken in Nederland op het benoemen van een eigen bisschop. De zes staties, die al snel onder de noemer ‘oud-rooms’ werden ingedeeld, waren:

1.      Sinte Gertrudis in de Mariahoek

2.      Sinte Marie Achter Clarenburg

3.      Sint Jakobus in de Drakenburgsteeg

4.      Sint Nicolaas achter de Wal

5.      Sinte Marie op de Kamp

6.      Sint Jakobus buiten de Weerd.

Door het herstel van de oud-bisschoppelijke hiërarchie herkregen de oorspronkelijk aan de staties ten grondslag liggende parochies hun kerkrechtelijke basis. Nu echter als parochies onder een eigen aartsbisschop van Utrecht en onafhankelijk van Rome.

De andere staties en een groot aantal andere katholieken bleven trouw aan de roomse richting en ontwikkelden zich tot roomse parochies die in 1853 onder de toen officieel herstelde  rooms-katholieke bisschoppelijke hiërarchie in Nederland kwamen te vallen.

Wat is er met de parochies gebeurd?

Sinte Gertrudis is 1986 opgegaan in de gefuseerde Oud-Katholieke Parochie van Utrecht In de Driehoek, evenals Sinte Marie aan het Achter Clarenburg en Sint Jakobus aan de Bemuurde Weerd. De kerkgebouwen van de laatste twee zijn blijven bestaan, zij het met  niet-religieuze bestemmingen. De gefuseerde parochie heeft de Sinte Gertrudiskerk aan het Willemsplantsoen als domicilie en kan ook beschikken over het Ontmoetingscentrum In de Driehoek en over de gerestaureerde Gertrudiskapel, beide direct naast de kerk gelegen. De kerk is ook de zetel van de oud-katholieke aartsbisschop van Utrecht en heeft daarom mede de functie van kathedrale kerk.

De parochie van Sint Jakobus in de Drakenburgsteeg werd in 1778 opgeheven, die van Sint Nicolaas achter de Wal in 1797.

De parochie van Sinte Marie op de Kamp werd in 1818 verenigd met de parochie van Sinte Gertrudis in de Mariahoek.

Over het reilen en zeilen van de drie laatstgenoemde parochies is weinig bekend. Behalve enkele doop-, trouw- en begraafboeken zijn geen of weinig archivalia bewaard gebleven. Over de drie nu nog bestaande parochies is veel meer bekend. De vele archiefstukken zijn ondergebracht in het Utrechtse gemeentelijke archief en zijn beschreven in een uitvoerige inventaris.
Behalve de stukken over de laatste 50 jaar zijn alle bescheiden op aanvraag in te zien in het archief.

Het Utrechts Archief is gevestigd Alexander Numankade 199-201, 3572 KW Utrecht